Dít was een van de donkerste, dicht begroeide stukken bos langs de rivier. Hierdoor was het beschermt tegen ook maar de lichtste vorm van daglicht. Wazige flarden mist werden chaotisch meegetrokken door de wind die krakend over de grond waaierden. Langzaam leek of deze deken van rook een vaste vorm begon aan te nemen. Een donkere plek vormde zich en tekende het silhouet van een merrie, een gracieus gebouwde fries. Het was het duister dat tot leven kwam en háár creëerde. Op het gezicht van de furieuze merrie stond niks meer dan duisternis en triomfant op te lezen. Het sierde haar maar maakte haar tegelijk tot een beestachtige nachtmerrie. En in haar strijd was het pure wezen ongenaakbaar, legde ze velen harten het zwijgen op, liet hen hun laatste adem uitademen , zonder ook maar één realistische emotie te tonen.
Het sensationele paard was niet langer meer opgeslokt door de duisternis maar stapte zonder angst uit de mist en onthulde nu haar hele lichaam met álle details. Vooral vielen haar juweelachtige azuurblauwe ogen die meteen als een soort bosbrand op je wiste in te werken, ze waren half verscholen achter haar lange wimpers. Haar manen vielen dan nog als een deken , krullend en golvend over haar hals heen. Lokken gitzwart haar vielen speels langs haar gezicht en plukjes stonden alle kanten uit. In haar veerkrachtige tred stapte ze dan door, spieren rolde mee in haar bewegingen en accentueerde haar sierlijke, goed gebouwde lichaam. Elke beweging was in haar macht en was volkomen genadeloos. Haar hoeven verpletterde de natte grond en gooide klonten modder de lucht in.
Dit wezen , gevuld met kwaad, was hier met een rede. Ze zocht levens, zielen en dan niet zómaar zielen; maar diegene die gelijk waren aan de duivel. En zij waren niet zo snel te vinden, daarom kwam ze naar deze duistere plek welke misschien door wat kleine diertje bewoont werd maar verder niet omdat er te weinig zonlicht was om er echt plantjes te laten groeien en er dus eigenlijk geen voedsel was. Hoewel er dan wel weer genoeg water was , méér dan genoeg eigenlijk. Het griezelige bos lag aan de rivier en die was zo vaak overstroomd dat de grond zompige modder was waar als je je hoef erop zetten grootte slurp geluiden te horen waren. Dit was de perfecte plek om haar ras te vinden. Hoewel... Het was niet de eerste keer dat Ivida een waardeloze imitatie van het slechte ras tegenkwam. Eigenlijk was het schande dat paarden zoals die gemaakt werden. Het waren de fouten van de duivel en ze zouden nóóit in de hel geaccepteerd worden. Deze wezens waren het niet waard over de aardbol rond te lopen en zo hun onzin over de volkeren uit te zaaien en enkel problemen te veroorzaken.
Eigenlijk vroeg deze merrie zich wel eens af of ze zoiezo zeker kon weten of ze écht bestond. Als ze goed nadacht besloot ze alle dingen waaraan ze kon twijfelen over te zeggen dat ze niet zeker waar waren. Ze begon bij haar zintuigen. Hieraan kon ze twijfelen. Dan aan de werkelijk. Ook deze hield ze uit haar rijtje, misschien leefde ze wel gewoon in een droom. Zelfs van haar lichaam wist ze niet of deze echt bestond maar dat ze misschien gewoon voor de gek gehouden werd. Dan bedacht ze zich dat als ze ál deze dingen kon bedenken er zoiezo één ding was dat echt bestond; haar ziel. Ik denk dus ik bestá. Of de werkelijkheid bestond? Wie weet.
Dan kwam ze bij de duivel. Hoe wist ze zeker dat deze bestond? Ook hier had ze een antwoord op. Men kende het woord 'almacht'. Maar was er ook maar íets op deze wereld dat echte almacht had? Ook op die vraag was het antwoord simpelweg nee. Niemand hier had alles in zijn macht. Dat betekende dat de defenitie 'almacht' ergens wanneer zij wezens gecreëerd werden, in het hoofd gestopt was, hoe was het anders verzonnen? Dit had de duivel gedaan.
Een grom verliet haar keel en ze bewoog haar lichaam soepel in een snellere tred. Benen werden grotesk onder haar lichaam geplaats en haar voorbenen werden koninklijk naar voren gestrekt, ze liep in een goddelijke pas. Plots bewoog een van haar nachtzwarte oren naar voren, kwam ze rustig tot stilstand. Trots was haar hoofd nu in de lucht geheven en haar hals lichtjes opgekruld. Haar ogen keken veneinig voor zich uit, of ze elk moment kon toehappen. Een paard was genaderd, en ze was wel eens benieuwd of deze van het ras was dat ze zocht.
[& REBIRTH]
Het sensationele paard was niet langer meer opgeslokt door de duisternis maar stapte zonder angst uit de mist en onthulde nu haar hele lichaam met álle details. Vooral vielen haar juweelachtige azuurblauwe ogen die meteen als een soort bosbrand op je wiste in te werken, ze waren half verscholen achter haar lange wimpers. Haar manen vielen dan nog als een deken , krullend en golvend over haar hals heen. Lokken gitzwart haar vielen speels langs haar gezicht en plukjes stonden alle kanten uit. In haar veerkrachtige tred stapte ze dan door, spieren rolde mee in haar bewegingen en accentueerde haar sierlijke, goed gebouwde lichaam. Elke beweging was in haar macht en was volkomen genadeloos. Haar hoeven verpletterde de natte grond en gooide klonten modder de lucht in.
Dit wezen , gevuld met kwaad, was hier met een rede. Ze zocht levens, zielen en dan niet zómaar zielen; maar diegene die gelijk waren aan de duivel. En zij waren niet zo snel te vinden, daarom kwam ze naar deze duistere plek welke misschien door wat kleine diertje bewoont werd maar verder niet omdat er te weinig zonlicht was om er echt plantjes te laten groeien en er dus eigenlijk geen voedsel was. Hoewel er dan wel weer genoeg water was , méér dan genoeg eigenlijk. Het griezelige bos lag aan de rivier en die was zo vaak overstroomd dat de grond zompige modder was waar als je je hoef erop zetten grootte slurp geluiden te horen waren. Dit was de perfecte plek om haar ras te vinden. Hoewel... Het was niet de eerste keer dat Ivida een waardeloze imitatie van het slechte ras tegenkwam. Eigenlijk was het schande dat paarden zoals die gemaakt werden. Het waren de fouten van de duivel en ze zouden nóóit in de hel geaccepteerd worden. Deze wezens waren het niet waard over de aardbol rond te lopen en zo hun onzin over de volkeren uit te zaaien en enkel problemen te veroorzaken.
Eigenlijk vroeg deze merrie zich wel eens af of ze zoiezo zeker kon weten of ze écht bestond. Als ze goed nadacht besloot ze alle dingen waaraan ze kon twijfelen over te zeggen dat ze niet zeker waar waren. Ze begon bij haar zintuigen. Hieraan kon ze twijfelen. Dan aan de werkelijk. Ook deze hield ze uit haar rijtje, misschien leefde ze wel gewoon in een droom. Zelfs van haar lichaam wist ze niet of deze echt bestond maar dat ze misschien gewoon voor de gek gehouden werd. Dan bedacht ze zich dat als ze ál deze dingen kon bedenken er zoiezo één ding was dat echt bestond; haar ziel. Ik denk dus ik bestá. Of de werkelijkheid bestond? Wie weet.
Dan kwam ze bij de duivel. Hoe wist ze zeker dat deze bestond? Ook hier had ze een antwoord op. Men kende het woord 'almacht'. Maar was er ook maar íets op deze wereld dat echte almacht had? Ook op die vraag was het antwoord simpelweg nee. Niemand hier had alles in zijn macht. Dat betekende dat de defenitie 'almacht' ergens wanneer zij wezens gecreëerd werden, in het hoofd gestopt was, hoe was het anders verzonnen? Dit had de duivel gedaan.
Een grom verliet haar keel en ze bewoog haar lichaam soepel in een snellere tred. Benen werden grotesk onder haar lichaam geplaats en haar voorbenen werden koninklijk naar voren gestrekt, ze liep in een goddelijke pas. Plots bewoog een van haar nachtzwarte oren naar voren, kwam ze rustig tot stilstand. Trots was haar hoofd nu in de lucht geheven en haar hals lichtjes opgekruld. Haar ogen keken veneinig voor zich uit, of ze elk moment kon toehappen. Een paard was genaderd, en ze was wel eens benieuwd of deze van het ras was dat ze zocht.
[& REBIRTH]
Laatst aangepast door Ividanara op di 21 feb - 7:05; in totaal 1 keer bewerkt