~Merle!~
Opgewekt stapte hij stevig door. Zijn staart mepte druk bezig heen en weer, het was lente. Eindelijk, eindelijk weer het gezang van de vogels, de diertjes die zich geeuwend uit hun winterslaap wekte en weer op pad gingen. Maar bovendien werden er in de lente ook vele jonge dieren geboren, het was altijd fascinerend om dit te weerzien. Sommige vogeltjes waren druk bezig met zich te wassen. Terwijl andere heen en weer fladderden, druk bezig met fluiten. Het vrolijkte Remember enorm op. Hij was te druk bezig met heen en weer kijken om alles op te vangen, zodat hij niet meer dacht. Het maakte hem niets uit, zolang hij maar eventjes niet hoefde te denken. De seizoenen waren en bleven voor hem een mysterieus iets. De ijskoude winterdagen, de vrolijke jonge lentedagen, de warme zomerdagen, en de gure herfstdagen. Allemaal verschilde ze enorm veel van elkaar, maar waren ze toch precies hetzelfde. Het was een werkelijk prachtige dag. Er waren amper wolken aan de lucht, soms dreef er een spierwitte wolk voorbij. De vogels waren vrolijk, net als Remember. Het was zo'n tien graden. En er heerste een zachte wind, het water golfde rustig heen en weer, net als de manen van Remember. De blaadjes die alweer door begonnen te komen aan de bomen waaide zachtjes, knopjes begonnen door te komen. Waar later prachtige rozen uit zouden groeien. Langzaam liet Remember zich hoef voor hoef in het water zakken. Hij brieste eventjes, en al snel zwom hij enkele rondjes door het meer. Hij glimlachte zachtjes, keek nog wat heen en weer, en klom toen uit het water. Oké, misschien had hij het weer iets onderschat. Een koude rilling liep over zijn rug, maar ach wat zou het hem ook. Een goede zwem was hem veel te lang geleden geweest. Toch verkleumden zijn spieren behoorlijk, en kreeg hij het toch aardig warm. Hij vervolgde zijn pas dan ook snel. Zijn staart zwaaide heen en weer, in de hoop de muggen te verjagen die er zo nu en dan al kwamen. Enkele dieren zoemden rond zijn oren, waardoor hij geïrriteerd met zijn oren heen en weer bewoog. Een geur kwam in zijn neusgaten terecht, eentje die sterker was dan de geur van de lente. De wind bries een fris laagje door zijn huid heen. Zijn huid was nat, en zijn manen zaten aan zijn hals vast geplakt.
Opgewekt stapte hij stevig door. Zijn staart mepte druk bezig heen en weer, het was lente. Eindelijk, eindelijk weer het gezang van de vogels, de diertjes die zich geeuwend uit hun winterslaap wekte en weer op pad gingen. Maar bovendien werden er in de lente ook vele jonge dieren geboren, het was altijd fascinerend om dit te weerzien. Sommige vogeltjes waren druk bezig met zich te wassen. Terwijl andere heen en weer fladderden, druk bezig met fluiten. Het vrolijkte Remember enorm op. Hij was te druk bezig met heen en weer kijken om alles op te vangen, zodat hij niet meer dacht. Het maakte hem niets uit, zolang hij maar eventjes niet hoefde te denken. De seizoenen waren en bleven voor hem een mysterieus iets. De ijskoude winterdagen, de vrolijke jonge lentedagen, de warme zomerdagen, en de gure herfstdagen. Allemaal verschilde ze enorm veel van elkaar, maar waren ze toch precies hetzelfde. Het was een werkelijk prachtige dag. Er waren amper wolken aan de lucht, soms dreef er een spierwitte wolk voorbij. De vogels waren vrolijk, net als Remember. Het was zo'n tien graden. En er heerste een zachte wind, het water golfde rustig heen en weer, net als de manen van Remember. De blaadjes die alweer door begonnen te komen aan de bomen waaide zachtjes, knopjes begonnen door te komen. Waar later prachtige rozen uit zouden groeien. Langzaam liet Remember zich hoef voor hoef in het water zakken. Hij brieste eventjes, en al snel zwom hij enkele rondjes door het meer. Hij glimlachte zachtjes, keek nog wat heen en weer, en klom toen uit het water. Oké, misschien had hij het weer iets onderschat. Een koude rilling liep over zijn rug, maar ach wat zou het hem ook. Een goede zwem was hem veel te lang geleden geweest. Toch verkleumden zijn spieren behoorlijk, en kreeg hij het toch aardig warm. Hij vervolgde zijn pas dan ook snel. Zijn staart zwaaide heen en weer, in de hoop de muggen te verjagen die er zo nu en dan al kwamen. Enkele dieren zoemden rond zijn oren, waardoor hij geïrriteerd met zijn oren heen en weer bewoog. Een geur kwam in zijn neusgaten terecht, eentje die sterker was dan de geur van de lente. De wind bries een fris laagje door zijn huid heen. Zijn huid was nat, en zijn manen zaten aan zijn hals vast geplakt.