Met grote, sierlijke passen draafde Fether over de nog half bevroren grond. Het was al weer boven nul, maar de grond was zo hard bevroren dat het niet gelijk weer ontdooit was. Fether kwam net van het ijsmeer af, en naderde nu de geisers. Hoe dichter ze bij de geisers kwam, hoe meer Fether begon te merken dat de grond onder haar hoeven niet meer heel hard bevroren was. Dat kwam door de hete bronnen die hier onder de grond verstopt zaten. Regelmatig vond er in een geiser een soort van ontploffing plaats, waardoor er hete stoom door de gaten in de grond omhoog kwam gespoten. Fether was hier inmiddels vaak genoeg geweest, en wist waar ze op moest letten. Maar voor paarden die hier nog bijna nooit, of helemaal nooit geweest waren kon dit een verraderlijke plek zijn. Als je net op een geiser liep als die tot ontploffing kwam kreeg je het hete stoom over je heen, en dan was het maar de vraag hoe goed je huid hiertegen opgewassen was. Ze was zelf nog nooit een paard tegengekomen die verbrand was door de geisers, maar van verhalen had ze gehoord dat die paarden er wel waren. Een paar meter van Fether vandaan spoot een geiser de lucht in. Chagrijnig legde Fether haar oren nog platter in haar nek als ze al lagen, en slingerde haar hoofd dreigend in de richting van het hete water. Het had geen nut. Dat wist ze al. Maar soms gunde ze zichzelf gewoon een beetje rust. Rust om haar hoofd ene keer leeg te maken. Om even aan helemaal niks te hoeven denken. Maar dan was er altijd wel weer een of andere idioot die haar kwam storen. En in dit geval een of andere geiser. Met haar oren weer ontspannen in haar nek, en dus niet meer helemaal plat in haar nek stapte ze verder. Haar ogen stonden -tegenovergesteld van de geisers- ijskoud. Fether wierp eens een snelle blik om zich heen. Zo snel zag ze niemand in haar buurt. Misschien had ze vandaag wel eens geluk. Had ze wel de tijd om haar hoofd eens goed leeg te maken. Ze maakte vanuit stap een vlotte overgang naar galop. Alleen voor de luie paarden hielp galopperen niet om hun hoofd leeg te maken. Maar luie paarden kwamen, voor zover Fether wist niet voor in haar ras. Met haar ras bedoelde ze de slechte paarden. Ook niet de wannabe’s. Nee, alleen de echt slechte paarden. Na een stuk of 10 minuten maakte Fether weer een overgang naar stap. Dit was geen training dus ze hoefde niet te lang te lopen van zichzelf. In een vlot tempo, met haar hoofd ontspannen naar beneden stapte ze door.
-open-
-open-