“And if I were you I’d fear me more than death himself,
because when I am through with all I’ll do you’ll wish to burn in motherfucking hell.
So let us open the gates of hell for the likes of you.
May God rest your soul when we are through.”
& Sultan
because when I am through with all I’ll do you’ll wish to burn in motherfucking hell.
So let us open the gates of hell for the likes of you.
May God rest your soul when we are through.”
& Sultan
De sneeuw knerpte met een bijna kalmerend geluid onder haar zware hoeven die met iedere draf pas op de grond dreunden. Haar lijf was één bonk spieren en haar bijna donzige maar pikzwarte vacht stak prachtig af tegen het witte landschap. Ze zou blij moeten zijn als een pasgeboren veulen, ze was immers weer vrij. Weer wild, weer paard waardig, maar ze kon het niet meer. Misschien was ze.. veranderd. Hoe lang was ze weggeweest? Vier jaar misschien? Ja. Was het mogelijk om zo snel te veranderen in het.. in het. Ja, wat was ze eigenlijk? Het was grof om haar een wrak te noemen, maar dat was ze wel.
‘I refuse to sink.’ Dat was eerst Claire’s levensmotto geweest, maar ze durfde nu te zeggen dat ze zo diep gezonken was dat ze de lelijke wezens op de zeebodem kon zien. Leuk, maar niet heus. En wat ging ze nu ook alweer doen? Ohja, ze ging haar dorst lessen met het ijskoude water in de rivier, wat bevroren zal zijn.
De stilte wikkelde zich om haar heen als een klamme deken, en even liet Claire al haar spieren trillen om het vreemde gevoel van zich af te halen. Het lukte niet, het vreemde gevoel bleef. Claire moest het er maar mee doen. Een diepe zucht klonk dan ook terwijl Claire haar hoofd lichtelijk liet hangen tegelijkertijd met het versnellen van haar pas. Eekhoorntjes kropen de bomen in, gealarmeerd door het ritmische gedreun van haar hoeven, en de vogels vlogen kwetterend op, ook gealarmeerd maar dan door de melancholieke sfeer die om haar heen hing. Claire gromde terwijl ze bukte voor enkele laaghangende takken en ze liet haar hoofd weer hangen. Niet dat ze er daardoor minder mooi uitzag. Op de één of andere manier had ze iets over zich waardoor ze paarden –en vooral hengsten- aantrok. Niet dat het Claire de laatste tijd nog kon schelen. Ze snapte sowieso niet wat paarden zagen in haar. Claire, één brok chagrijnigheid, droefheid en onverschilligheid. Het waren vast haar ‘spetterende looks’ en de glans die in haar ogen die dof was, maar nog steeds aanwezig. Claire wist het niet.
Niet dat ze daar nog veel tijd had om over na te denken, ze zag namelijk dat ze bij de rivier aangekomen was. En zoals ze al voorspeld had, was de rivier één brok ijs. Claire rolde met haar ogen en met een chagrijnig gebrom hief ze haar rechtervoorbeen lichtjes op, om vervolgens haar hoef op de dikke laag ijs te duwen. Het ijs vertoonde enkele barsten maar neigde nog niet naar het breken, dus herhaalde Claire die handeling. Nu brak het ijs wel, en Claire boog haar gespierde hals om bij het water te geraken.
Toen ze het geluid van hoeven hoorden die haar naderden bracht ze haar hoofd langzaam omhoog, en met een bijna dode blik keek ze om naar de schaduw van een paard. Haar reukzin vertelde haar dat het een hengst was en Claire bromde. “Rot op,” klonk haar stem monotoon en ze boog haar hoofd weer om het ijskoude water naar binnen te slurpen zoals alleen een paard dat kan. Hopelijk zou het paard achter haar gehoor geven aan haar verzoek.