Of ik je naam zou mogen weten
|| RAVENA ||
|| RAVENA ||
De lucht was lichtgrijs. Het miezerde zachtjes, de Valley zag er verlaten uit. Met trage stappen trok een lichtgrijze merrie voort. Ze liet haar hoofd laag hangen, zag er een beetje levenloos uit in de sombere sfeer van de Valley. Haar vrij korte manen waren doorweekt, haar vacht stond wild door de regen en omdat de lente er aan kwam. Winterhaar was niet echt meer nodig. Het moest plaatsmaken voor haar glanzende zomervacht: maar haar wintervacht leek te wachten. Glanzen kon Sheere op dit moment niet. Alhoewel de merrie echter niet levenloos was en terwijl ze voor zich uitstaarde was ze in diepe gedachtes verzonken. Ze was al een lange tijd niemand tegen gekomen en het werkte haar op haar zenuwen. Ze was moei geworden van het vele en eenzame rondstruinen. Sinds ze haar geboorteplaats had verlaten wist ze dat niemand meer naar haar omkeek. Niet dat er anders wel veel naar haar werd omgekeken: niet dat het uitmaakte dat niemand meer naar haar omkeek. Dat niemand wist hoe ze heette, waar ze vandaan kwam. Heerlijk toch zo'n nieuwe start? Aan de andere kant, het was vervelend. Omdat ze het hier niet kende. Ze was geen vriendjes-maker, ze leefde met zichzelf en had daar niemand voor nodig: ze had alleen wel anderen nodig om te kunnen heersen. Als een virus. Ghehe. Iets wat ze van haar vader - haar dooie vader inmiddels - had geleerd. Heersen. Alhoewel dat een beetje moeilijk ging op onbekende plaatsen. Dat was trouwens ook het enige wat haar vader haar had geleerd. De merrie zuchtte verveeld, bleef even staan en tilde haar hoofd op. Ze knipperde, zag ze daar nou iets? Ze liet haar hoofd weer zakken, deed alsof ze absoluut niets gezien had. Acteren, ze was er goed in geworden. De merrie draaide een beetje van richting en stapte met een boog van het iets dat ze had gezien. Haar voorpluk viel langs haar ogen en ze hield 'het' goed in de gaten. Het was een paard. Goh. Grijs, wit, net zoiets als Sheere zelf. De merrie grijnsde in zichzelf. Leuk, gezelschap. Ze sloeg haar ogen weer af en bleef stil staan, zuchtte opnieuw en tilde haar hoofd op. Keek het paard - of voor Sheere het slachtoffer - dat daar, slechts twintig meter van haar vandaan, stond, met een blik die barstte van de onschuldige nieuwsgierigheid aan, alsof het paard Sheere nu pas op viel. ‘Hallo daar,’ mompelde de merrie stilletjes, kon nog een grijns onderdrukken. Ze keek het dier voor haar vriendelijk aan, op zo'n typische goodie - of braveheart, zoals ze het zelf noemde - manier. Leuk toch, dit.
- sry, flutje, weet het, heb geen inspiratie :p