Het water kletterde met veel kabaal neer op het water er meters onder, druppels blauw landden op haar donkere vacht omdat ze zo dicht bij stond- ze werd haast doof.
Vlug verplaatste ze zich naar een plek waar ze níét doof werd en ging daar rustig staan grazen, de zon brandde op haar vacht en ze zocht een schaduw en liet zich daar langzaam in het kriebelende gras zakken.
Een klein stroompje gleed bij neus langs en ze nipte wat van het zacht kibbelende blauw, ontspannend was het, lekker rustig.
Langzaam sloot ze haar ogen en dompelde weg in een droom die fijn begon...
Een klein merrie veulentje met donkere haren, twee witte vlekken en zwarte manen en staart draafde vrolijk over het gras richting de bossen. De schaduw viel over het diertje maar de zon was nog te voelen, het geluid van een kibbelend beekje was erg ontspannend, net als het geluid van fluitende vogeltjes.
Rustig draafde ze verder over het bostapijt en keek ze met twee helderblauwe ogen om zich heen, verkende even de boel. ‘Soul’ Riep een bekende stem. ‘Waar ben je?’ Ze hoorde vreemd genoeg een angstige ondertoon.
‘Mama, ben jij dat?’ Sprak het kleine merrie veulentje in de bossen. ‘Waar ben je?’ Vroeg de bekende stem nog een keer.
Een ijzige stilte heerste voor enkele minuten, het kleine diertje werd bang en de borstkas ging haastig op en neer.
Plotseling was er een hitte die meer en meer onverdraagelijker werd, wat was dit? Wat was er aan de hand?
Angstig hinnikte de merrie; ‘Mamma!Waar ben je? Help mama!’ Tranen brandden in de ooghoeken van het veulen.
Het was alsof er een vonkje was ontsnapt, want plots stond het hele bos in lichte laaien! Het had vlam gevat!
Hoe, daar maakte ze zich nu niet druk om, maar om hoe ze hier weg moest komen! Het vuur had haar helemaal omring, ze kon niet weg, het kon gewoon niet! Nog een keer gilde het diertje luid.
Angst raasde door het kleine lichaam maar ze legde zich er bij het feit neer, dat dit dan haar einde was..
Vlammen kwamen dichterbij en de hitte raakte haar vacht, verschroeide haar huid en brandde op haar haren.
Steken van pijn schoten door haar lichaam en toen werd alles zwart. Dit was het einde dus, zo snel al...
Geschrokken was ze ineens weer wakker en snel stond ze op, maar er was geen brand, gelukkig, het was maar een droom...Maar dit was haar helemaal niet overkomen, dit was haar verleden, ze leefde nog.
Een frons stond op haar kop maar angst raasde nog steeds door haar lichaam en haar borstkast ging nog steeds ongecontroleerd op en neer.
Eén keer haalde ze diep adem, zoog wat water naar binnen en rechtte haar rug. Als dit de manier was waarop ze tegenwoordig haar nachten moest mee maken. Dan zou ze nimmer meer haar ogen sluiten.
Voor altijd wakker blijven zou de enigste mogelijke optie voor de jonge merrie zijn, lekker dan...
Streya
Vlug verplaatste ze zich naar een plek waar ze níét doof werd en ging daar rustig staan grazen, de zon brandde op haar vacht en ze zocht een schaduw en liet zich daar langzaam in het kriebelende gras zakken.
Een klein stroompje gleed bij neus langs en ze nipte wat van het zacht kibbelende blauw, ontspannend was het, lekker rustig.
Langzaam sloot ze haar ogen en dompelde weg in een droom die fijn begon...
Een klein merrie veulentje met donkere haren, twee witte vlekken en zwarte manen en staart draafde vrolijk over het gras richting de bossen. De schaduw viel over het diertje maar de zon was nog te voelen, het geluid van een kibbelend beekje was erg ontspannend, net als het geluid van fluitende vogeltjes.
Rustig draafde ze verder over het bostapijt en keek ze met twee helderblauwe ogen om zich heen, verkende even de boel. ‘Soul’ Riep een bekende stem. ‘Waar ben je?’ Ze hoorde vreemd genoeg een angstige ondertoon.
‘Mama, ben jij dat?’ Sprak het kleine merrie veulentje in de bossen. ‘Waar ben je?’ Vroeg de bekende stem nog een keer.
Een ijzige stilte heerste voor enkele minuten, het kleine diertje werd bang en de borstkas ging haastig op en neer.
Plotseling was er een hitte die meer en meer onverdraagelijker werd, wat was dit? Wat was er aan de hand?
Angstig hinnikte de merrie; ‘Mamma!Waar ben je? Help mama!’ Tranen brandden in de ooghoeken van het veulen.
Het was alsof er een vonkje was ontsnapt, want plots stond het hele bos in lichte laaien! Het had vlam gevat!
Hoe, daar maakte ze zich nu niet druk om, maar om hoe ze hier weg moest komen! Het vuur had haar helemaal omring, ze kon niet weg, het kon gewoon niet! Nog een keer gilde het diertje luid.
Angst raasde door het kleine lichaam maar ze legde zich er bij het feit neer, dat dit dan haar einde was..
Vlammen kwamen dichterbij en de hitte raakte haar vacht, verschroeide haar huid en brandde op haar haren.
Steken van pijn schoten door haar lichaam en toen werd alles zwart. Dit was het einde dus, zo snel al...
Geschrokken was ze ineens weer wakker en snel stond ze op, maar er was geen brand, gelukkig, het was maar een droom...Maar dit was haar helemaal niet overkomen, dit was haar verleden, ze leefde nog.
Een frons stond op haar kop maar angst raasde nog steeds door haar lichaam en haar borstkast ging nog steeds ongecontroleerd op en neer.
Eén keer haalde ze diep adem, zoog wat water naar binnen en rechtte haar rug. Als dit de manier was waarop ze tegenwoordig haar nachten moest mee maken. Dan zou ze nimmer meer haar ogen sluiten.
Voor altijd wakker blijven zou de enigste mogelijke optie voor de jonge merrie zijn, lekker dan...
Streya