De merrie liet haar ogen door haar vertrouwde omgeving glijden. De tipi's stonden er vredig bij in de late avond, op de tenten het meeste naar rechts waren oranje strepen van het vuur te zien. De merrie liet haar blik naar rechts glijden, zag de fonkjes boven de tipi's voor haar uitkomen, maar ze waren al gedoofd voordat ze de duistere hemel bezaaid met sterren konden bereiken. De merrie keek achter zich, ze zag een voskleurige hengst naast haar zijde staan. Zijn voskleurige vacht leek op vuur dankzij het oranje licht zelf. De hengst glimlachte naar haar. De merrie glimlachte terug. Samen stapten ze richting het vuur, nu nam de hengst de leiding. Chaitanya wou hem tegen houden en riep de hengst achterna: ‘Niet doen! Je weet de weg niet.’ Maar de hengst leek de weg wel te weten en het liep richting de mensen die vrolijk rondom het vuur zaten. Het gelach wekte in plaats van rust angst bij de merrie op. En plotseling was het gelach weg, de merrie stond aan de grond genageld, de lange grassprieten streelden haar benen. De stilte werd gegil, eerst van slechts een paar mensen, maar toen leek de hel los te breken. Vuur verspreide zich rondom de merrie die angstig de hengst na riep, maar ze kon niet dichterbij komen, het leek alsof ze voor een hek stond waar ze niet doorheen of overheen kon. Haar benen vertikten haar dichterbij te dragen, het gegil en geschreeuw werd harder. Ze hoorde paarden hinniken. Maar niet de hengst die zojuist in de valstrik was gelopen. De merrie hinnikte, zij had hem moeten leiden dan was dit niet gebeurt! Waarom hoorde ze hem niet? Waarom zag ze hem niet meer? De mensen kwamen achter de tipi's tevoorschijn en gilden en renden en paarden gingen de andere kant op, een steek ging door Chaitanya's hart. Het vuur verspreide zich om haar lichaam, het gras dat langs haar benen streelde verranderde in vlammen die aan haar vacht likten. De merrie steigerde, trappelde en plotseling kon ze niet meer blijven staan en baande zich angstig een weg tussen de tipi's door, de enige weg naar vrijheid. Ze zag de hengst niet meer, maar ze kon niet meer stoppen met rennen. Niet meer. En plotseling galoppeerde ze aan de rand van het kamp, ergens waar ze niet wou zijn, maar het leek alsof ze gedwongen werd door te blijven rennen. Nog altijd had ze de hengst niet gehoord, en toen de merrie eindelijk achter zich kon kijken, kwamen de fonkels die veel groter waren, nu juist van de tipi's in plaats van erachter. De merrie hinnikte angstig, maar ze kon niets meer. Ze was verlamd door angst.
Met een ruk schoot Chaitanya wakker. De zachte wind die van de zee afkomstig was voelde koud aan aan haar bezwete lichaam. Ze liet haar neus zachtjes in het warme zand van het strand rusten, het had de hele dag in de brandende zon gestaan en het was warm. Chaitanya slikte haar droge keel. Ze voelde haar hart in haar hoofd kloppen en ze zuchtte bibberig. Het was niet echt, het was niet echt. Het was wel gebeurt, maar niet nu, niet nu. En plotseling merkte Chaitanya op dat het Desolate was in plaats van haar mens die naast haar had gestaan. In haar droom wist ze niet wat er ging gebeuren. Maar haar onderbewustzijn wist het wel. Daarom wou ze Desolate leiden.
Rustig aan, dacht Chaitanya in zichzelf toen ze haar ogen op een kier open hield, het was niet echt. De merrie rekte haar nek uit en rolde een paar keer door het zand, waarna ze op stond en de donkeroranje avondzon die boven de rustige zee scheen, aan keek. Vervolgens keek de merrie om zich heen, maar tot haar spijt zag ze nog niemand. Langzaam begon ze door het mulle zand te stappen, tiental meters van de zee vandaan. Ze voelde de wind die afkomstig was van de zee tegen haar lichaam aan blazen, het zand uit haar vacht weg. Chaitanya wou dat het meer dan alleen dat wegblies. Die droom wou ze op dit moment ook wel vergeten. De merrie sloot vermoeid haar ogen en liet haar hoofd laag hangen terwijl ze werd verwarmd door de warme avondzon, deed haar best om het zelf maar te vergeten. Haar poging, en die daarna en die daarna ook, mislukten.
Met een ruk schoot Chaitanya wakker. De zachte wind die van de zee afkomstig was voelde koud aan aan haar bezwete lichaam. Ze liet haar neus zachtjes in het warme zand van het strand rusten, het had de hele dag in de brandende zon gestaan en het was warm. Chaitanya slikte haar droge keel. Ze voelde haar hart in haar hoofd kloppen en ze zuchtte bibberig. Het was niet echt, het was niet echt. Het was wel gebeurt, maar niet nu, niet nu. En plotseling merkte Chaitanya op dat het Desolate was in plaats van haar mens die naast haar had gestaan. In haar droom wist ze niet wat er ging gebeuren. Maar haar onderbewustzijn wist het wel. Daarom wou ze Desolate leiden.
Rustig aan, dacht Chaitanya in zichzelf toen ze haar ogen op een kier open hield, het was niet echt. De merrie rekte haar nek uit en rolde een paar keer door het zand, waarna ze op stond en de donkeroranje avondzon die boven de rustige zee scheen, aan keek. Vervolgens keek de merrie om zich heen, maar tot haar spijt zag ze nog niemand. Langzaam begon ze door het mulle zand te stappen, tiental meters van de zee vandaan. Ze voelde de wind die afkomstig was van de zee tegen haar lichaam aan blazen, het zand uit haar vacht weg. Chaitanya wou dat het meer dan alleen dat wegblies. Die droom wou ze op dit moment ook wel vergeten. De merrie sloot vermoeid haar ogen en liet haar hoofd laag hangen terwijl ze werd verwarmd door de warme avondzon, deed haar best om het zelf maar te vergeten. Haar poging, en die daarna en die daarna ook, mislukten.