Gelisha keek om zich heen met vluchtige bewegingen alsof ze achtervolgd werd. Haar ogen wijd open en haar oren kon ze geen seconde stil kon houden. Ze was erg onrustig, dat kwam omdat ze weer die rare gedaantes zag. Ze hinnekte luid: “kunnen jullie me dan nooit met rust laten?!”.Nog een paar keer snoof ze hard en daarna begon ze langzaam weer te kalmeren. Haar hartslag daalde en haar neus gaten werden minder groot. Ze voelde zich nog steeds een beetje raar maar dat kwam waarschijnlijk omdat de adrenaline nog steeds door haar bloed stroomde. Ze voelde zich eenzaam. Ze was al een paar jaar zonder kudde nadat ze haar moeder was kwijt geraakt toen ze nog een veulen was. Ze had de warmte nodig van iemand die voor haar door het vuur zou gaan en haar nooit meer alleen zou laten. Het maakt niet uit of het een hengst of merrie was, ze wilde gewoon niet meer alleen zijn. Het enige wat ze nog over had van haar jeugd was haar litteken bij haar oog. “slenterend en uitgedroogt liep de kudde door de diepe kloof heen. De gieren hadden het op de veulens gemunt. Het veulen van de merrie met de laagste rang had al dagen niet kunnen drinken. Ze viel om, ze probeerde omhoog te komen, de merrie hinnikte luid om hulp. De kudde wilde wel omdraaien maar de leider wilde door blijven lopen voordat de rest van de veulens het zouden begeven. De merrie was wanhopig en ze moest een keuze maken tussen bij haar veulen blijven en waarschijnlijk sterven of mee gaan met de kudde. Met veel spijt liet ze het veulen achter en liep bedroeft achter de kudde aan terwijl het veulen ondertussen al onder de gieren zat. Het veulen wilde nog niet dood, dat zeker niet. Een gier landde op haar hoofd en wilde haar gezicht open rijten. Hij zette zijn snavel vlak boven haar oog en trok een diepe lijn vlak langs haar oog tot de helft van het veulen haar neus. Het veulen schudde haar hoofd van de pijn en hinnikte zo hard als ze kon en joeg de gieren weg. Ze probeerde weer op te staan en gek genoeg lukte dat. Ze liep uitgeput in de richting waar de kudde heen ging en liet een bloedspoorachter maar daar was niemand te zien. Na een tijdje kwam ze bij een splitsing van de twee helften van de kloof. Ze moest nu de keuze maken, links of rechts . Ze ging naar rechts zonder te weten dat de kudde links was gegaan maar kwam al snel uit bij de zee. Ze plofte neer in de branding en begon te rollen en drinken maar er kwam zand en zout water in de wond en dat brandde natuurlijk.”ik heb… ik heb het gered”Zei ze inzichzelf. Ze had nu genoeg gedronken nu nog opzoek naar eten. Ze kwam vlak bij het strand uit op een weide en liet zich vallen, begon te eten, het gras werd aan een kant van haar gezicht rood van het bloed, nadat haar buik vol was viel ze inslaap van de pijn en de vermoeidheid.” Ze kneep haar oog dicht om een traan weg knijpen.”oke, en nu weer aan leuke dingen denken.” Ze schrok. Opeens zag ze een fel licht. Ze hinnikte er naar, het maakte en schel geluid terug, het klonk als het gehinnik van een angstig veulen. Ze liep trillend van de angst maar helemaal gehypnotiseerd naar het felle licht toe. Toen ze er vlak voor stond begon ze er aan te ruiken en het aroma van het lekkerste en verse gras dat ze ooit had geroken drong haar neus binnen. Ze sloot haar ogen en ging helemaal op in de geur. Haar hartslag was net zo langzaam als die van een beer in winterslaap, haar borstkas ging heel langzaam en overdreven op en neer, de omgeving ging in slow-motion. De robijnkeelkolibrie die naast haar bij een orchidee druk bezig was de nectar op te nemen sloeg inplaats van 80 keer per seconde maar 15 keer, je zag de beweging in de vleugels in een golvende beweging op en neer slaan. Ook zag je de takken van de treurwilgen langzaam heen en weer gaan, het leek alsof de muggen boven het water aan het dansen waren en je zag in de groep eikenbomen een paar nesten van merels en koolmeesjes. In de spar die tegen over meer stond zag je twee rode eekhoorns om elkaar heen draaien en de vacht zag je in detail hoe ze heen en weer bewogen door de wind die ze zelf creëerden door te bewegen. Ze deed langzaam haar ogen weer open en wilde in de licht gevende poort stappen maar op dat moment was opeens het licht verdwenen en werd de tijd weer zoals normaal. Ze keek verbaast voor zich uit”Waar kwam dat licht vandaan er waar ging het naar toe?”. Ze wist niet wat ze moest doen dus zocht ze een rustig plekje op in de schaduw. Ze begon na te denken over wat er allemaal was gebeurt”Waar kan ik het beste heen gaan waar ik andere paarden kan vinden? En zou er nog iemand zijn die dezelfde warmte zoekt als mij?”. ze stond weer op en dronk uit het meer waar het water in kleine golfjes van de ene kant naar de kant toe bewogen. Ze stapte met kleine en subtile stapjes het water in en zwom naar de overkant.”Wat is dit heerlijk koel water”. Toen ze eenmaal aan de overkant was schudde ze zich uit. Spetters vlogen alle kanten op en maakte de spar die naast haar stond nat. Ze ging door met lopen, langzaam werden de passen groter en sneller, ze was nu aan het draven en ze had zoveel plezier dat ze een bokkensprong maakte en in gallop sprong.”Woohooo!!!”.Hinnikte ze luid. Ze bleef door rennen en rennen maar ze moest een noodstop maken want ze was gek van vlinders en er lag er een in haar weg en ze was bang dat ze hem zeer zou doen. In de grond waar ze overheen gallopeerde zag je duidelijk dat ze remde. Ze ging met haar hoofd omlaag om de vlinder van dicht bij te bekijken.”wat is er?”. Ze keek vragend naar de vlinder ook al wist ze dat ze geen antwoord zou krijgen. Ze bleef heel geconcentreerd naar de vlinder kijken en bestudeerde de patronen op de vleugels. De vlinder was rood met een wit gekleurde vlekken met alle kleuren van de regenboog in de witte stipjes.”dit is de mooiste vlinder die ik ooit heb gezien”. Dacht ze. Toen ze zag dat de vlinder niet meer bewoog rolde er een grote traan in de baan van haar litteken naar het puntje van haar neus en viel naar beneden vlak naast de vlinder. Met een grote boog liep ze om de vlinder heen. De lucht was helder en er waren een paar dunne sliert-achtige wolken maar toch voelde ze de grond trillen alsof het aan het onweren was. Ze raakte in paniek en gallopeerde zo snel ze kon ze struikelde een paar keer over haar eigen benen. Opeens stond er weer zo een grote bewegende schim voor haar neus. Ze bevroor van de angst.”ik ben Namorar” zei de schim met een kalme zware stem, zijn stem had wel een wat realexerend effect.”hallo ik ben Gelisha” zei ze met een trillende stem. Ze wilde dichter bij komen om te kijken wat de schim was, maar ze vond dat hij er te agresief uitzag.”ik weet dat je bang bent maar dat is nergens voor nodig”. Zei Namorar. Gelisha begon de stem te herkenen.”ken ik je ergens van want je stem…umh nou die komt me bekend voor”. Ze voelde zich bedreigt en maakte zich klein.”dat zal je zelf moeten uitvinden, ik ben niet diegene die het je moet vertellen”. Namorar had een pijnvolle blik in zijn ogen en verdween.”wat was dat?”. Die vraag bleef in haar hoofd want ze kon niet geloven dat dit gebeurde. Ze ging maar liggen in het zachte groene mos, waar al eerder paarden hadden gelegen want ze rook de geur nog en zag de lig plek. De geur was niet te beschrijven, ze zag een paar hoef sporen in het mos gedrukt en werd erg nieuwschierig.”morgen ga ik kijken waar de sporen naar toe leiden”. Die nacht was ze erg onrustig en droomde ze over Namorar en de geur waar ze bij lag. Toen ze wakker werd was ze heel energiek en begon gelijk zachtjes met kleine pasjes te draven. Ze volgde het spoor maar werd onder tussen afgeleid door de vlinders en vogels die voorbij vlogen. Het leek net alsof ze haar omsingelde en ze begon inplaats van het spoor de vlinders te volgen. Ze deed net alsof ze met de vlinders aan het dansen was en begon rare bekken te trekken omdat ze zo veel lol had. Ze vergat het verleden en concentreerde zich op dit mooie moment want ze was met vlinders. En als je een vlinder ziet moet je blij zijn net als je vlinder zelf. Want zoveel leuke momenten heeft ze niet gehad dus geniet ze extra veel van die momenten. Haar ogen werden weer groter en haar iris werd langzaam blauw ze begon sneller te ademen en ze bleef stok stijf stil staan.”ik voel me bekeken”. Ze zakte wat door haar kniëen en keek langzaam om zich heen. Nam de omgeving in zich op”boom,boom,boom,struik,boom…VLINDER…boom,boom,struik,struik.. hey.. wat is dat?”. Ze zag wat bewegen maar ze wilde niet dat het op zou vallen dat ze er naar keek want straks is het een wolf en valt hij haar aan. Vol spanning probeerde ze heel onopvallend wat gras te eten en begon te rollen. In haar ooghoeken bleef ze de struik in de gaten houden. Ze hapte naar een gote pluk gras, stond op en zette het op het rennen. Ze ontweek de bomen en stenen. Ze was vast besloten dat ze net zo lang door ging rennen todat ze niet meer gevolgd zou worden. Na een uur rennen was ze helemaal nat van het zweet en plofte neer op de grond. Ze begon te hijgen .”het volgt me nu toch niet meer?” ze keek nog een paar keer in het rond en viel weer in slaap.
met painted black
whoop whoop 1712 woorden :p
met painted black
whoop whoop 1712 woorden :p