'AH NEE HE!' klonk de stem van Devadas wanhopig. 'OHJA! sprak Aegir tegelijk met Devaraja. Zijn lichaam was veranderd in een bulldozer, drukte zich woest tegen de golven aan. Géweldig. Het was tijd om zich weer eens flink te vermaken; het maandelijkse water-paard gevecht. Terwijl de stem van Devaraja hem aanmoedigde en Devadas hem alleen maar de grond in probeerde te trappen, klom Aegir grijnzend tegen de golven op. Een frisse wind gleed door zijn manen, langs zijn neus. De geur die hij het meest nodig had, was met de wind mee gekomen; een ander paard. Abrupt stopte hij zijn bewegingen, trok zich zo snel mogelijk terug uit het water. Hij hoorde Devadas van opluchting zuchten, terwijl Devaraja hem alleen maar vragend volgde. Wat zijn plan was? Niks. Eigenlijk, helemaal, niks. Hij zou langzaam naar het dier toe lopen en misschien, misschien zou er iets gebeuren. Maar ach, het was de zee of het paard. En de zee was net zo'n moord machine als dat hij was.
Het zand rukte omhoog, in de zand delen achter het dier stonden hoeven afgedrukt. Pieuw, Pieuw ~ klonk zijn krakende stem. Wat gaan we doen vandaag? Wat gaan we doen vandaag? De leegte in zijn lichaam liet de woorden weerspiegelen, lieten ze weer terecht komen in zijn gedachtes. Hij snoof hard, trok zijn neusgaten wijder toen hij dichter bij het paard was. Een merrie, wel te verstaan. Ze leek zwak tegen over hem, maar had een andere blik dan goedzakjes. Een verraden blik, en dat bracht hem enkel alleen maar meer plezier. Met een volle grijns op zijn mond kwam hij tot stilstand, keek de merrie onderzoekend aan. 'Schoonheid' sprak zijn droge stem. 'Wat is je naam?' vervolgde hij, plakte er een grote vraagteken achteraan.