Langzaam en met luchtige passen bracht hij zich voort. De boomtoppen wuifde in de wind, de wind gierde langs de boomtoppen en maakte een geruis in zijn oren, hij misschien wel als een van de enige kon niet genieten van dat geruis en gesuis van de wind die tegen de boom toppen aan sloeg en in je oren schreeuwde, hij haatte het niet, hij kon er gewoon niet van genieten. De vogels floten, iets waar hij wel van kon genieten, hun liederen in de vroege ochtend zon die vrolijk straalde en zijn huid verwarmde met haar felle licht. Het was alsof alles blij en opgewekt was de laatste dagen. Er waren jongere dieren, in de rivieren en meertjes zag je jonge eenden en overal in het water lagen kikker eieren klaar om uit te komen en als dat zou gebeuren zouden duizenden kikkervisjes vrij komen, waarvan er duizenden zouden sterven. En enkel een groepje zou overleven in die tijden. Maar dat was hier niet, hier was het bos. Waar de bomen vrolijk wuifde in de wind en de zon met zijn felle stralen tussen de bomen door scheen. Het bos waar de herten er vrolijk rond rende net als de hazen. Het bos waar uiteindelijk ergens de zoute geur van de zee zich zou oproepen en baas zou zijn over je neusgaten. Het zeewater dat wild tegen de kust sloeg, de golven die stoeide met de wind. De zee waar niemand baas over was, over zou zijn. Zijn oren perfect op maat flitsten heen en weer om alle geluiden op te vangen die zich in het drukke bos samenvoegde. Op het eerste punt leek het niet zo, maar het bos was vol en vol bewoners. Hier en daar zag je eekhoorntjes tussen de bomen door flitsen terwijl ze noten verzamelde om deze uiteindelijk lekker op te peuzelen. In de winter zouden de bomen met sneeuw bedekt worden en zou de grond besneeuwd zijn, in de lente waren alle dieren in de weer met hun jonkies. In de zomer scheen het zonlicht fel tussen de bomen door. En dan de herfst, in de herfst danste de bomen het wildst in de gure wind, dan groeide de paddenstoelen overal en waren de kleine diertjes bezig zich voor te bereiden op een winterslaap. En dan zou deze cyclus der natuur zich keer op keer weer afspelen, en nu waren ze in het deel 'lente.' Zijn favoriet. Weer maakte hij de luchtige passen af terwijl hij vlot door draafde nog steeds in het bos blijvend, zoekend naar iets waarvan hij niet wist wat het was. Op weg naar niets. Plots drong er een geur tot hem door een geur die hij maar al te goed herkende. Magnifico... Hij sprong aan in galop en zigzagde tussen de bomen door opzoek naar de afkomst van de geur. En na een geur kwamen natuurlijk de contrasten van een paard en de contrasten van Magnifico zag hij maar al te snel. Hij hinnikte opgewonden en ging nog sneller.
~ 22. 500 woorden
& Magnifico~
~ 22. 500 woorden
& Magnifico~