Dampwolkjes vormden voor zijn neus.
Zonder de moeite te nemen om zijn ademhaling tot rust te brengen stond hij daar. Zijn flanken donker van het zweet en de stoom sloeg van zijn grijze lichaam af. Zou hij al veilig zijn? Hij draaide zich half om zodat hij tussen de bomen door terug kon kijken en zuchtte diep. Geen spoor te zien, maar dat betekende niet dat hij zich zomaar kon ontspannen, als die beesten weer op zijn geur kwamen dan kon hij hier niet blijven staan.
Falcon draaide zich om en stapte verder, verrekte spieren maakten zijn passen krampachtig en kort. Bij iedere stap schoten pijnscheuten door zijn benen naar boven totdat hij verblindende licht flitsen achter zijn ogen zag. Hij wist dat hij zo niet veel langer door kon gaan, ooit zou hij moeten rusten. Zijn bestaan werd door de primitieve drang om te overleven versimpeld, hij bestond slechts uit het optillen van een voet en die voor de ander weer neer te zetten, te vallen was om te sterven. Voet voor voet strompelde hij verder totdat er een beekje voor hem opdoemde. Automatisch liet hij zijn hals zakken en dronk, hij was zich er geestelijk niet bewust van wat zijn lichaam deed. Pas toen hij daar enkele minuten stond, mond gesloten, zonder iets te doen, kwam hij weer genoeg bij om zijn hoofd op te tillen en voor zich uit te kijken. Falcon wist niet waar hij was, maar ergens had hij een bekend gevoel in zich, alsof dit allemaal bij hem hoorde, deel uitmaakte van zijn teruggetrokken ziel.
Deze verwarrende gedachten negerend stapte Falcon het ondiepe beekje in, de stroming was niet sterk, maar doordat hij bijna alle kracht uit zijn benen was verloren zakte de hengst half door zijn knieën, op het laatste moment wist hij zich overeind te houden en haalde zonder veel verdere problemen de overkant. De grijze hengst stond even stil, probeerde op adem te komen en schudde een keer zijn hoofd in een poging het helderder te krijgen. Hij vervloekte in stilte die rotbeesten die hem achterna hadden gejaagd, als het er maar één was geweest had Falcon gevochten, maar deze troep hondachtigen was te groot geweest, overlevingskans was nihil. Hij was gaan rennen, vluchtte voor iets waarvan hij met zekerheid kon zeggen dat zodra ze hem inhaalden het zijn dood zou worden. Falcon keek daas naar links en naar rechts, ergens verwachtte hij dat zijn achtervolgers plotseling achter een boom vandaan kwamen springen en zich op hem zouden werpen.
Het koude water had hem weer enigszins bij zijn positieven gebracht en hij wankelde verder naar de relatieve bescherming van de bomen. De pijn werd heviger en Falcon kneep zijn ogen half dicht om de steken in zijn hoofd te kunnen negeren. Dit was niet alleen vermoeidheid, er was iets anders met zijn lichaam aan de hand en hij wist niet wat het was. Falcon stopte naast de dikke stam van een eikenboom en liet zich er half tegenaan hangen, bewusteloosheid zwom aan het randje van zijn gedachten en hij kon zich nog maar staande houden. De laatste restjes kracht opdiepend zette hij zich af en liep moeizaam verder. Iedere pas was een gevecht, iedere ademteug een worsteling. Nog geen vijftig meter verder bleef hij met een voet hangen en viel hard voorover op de grond, zijn lichaam dreunde tegen de aarde aan en vogels vlogen weg, opgeschrikt door het lawaai. Zwak opende hij zijn ogen en keek om zich heen, hij tilde met moeite zijn hoofd op, de beweging bracht de brandende pijn weer op de voorgrond, en keek om zich heen. Niet ver bij hem vandaan stond een boom met wat lage bosjes eromheen. Zonder de kracht te hebben om op te staan sleepte Falcon zich er zo goed en zo kwaad als het ging heen, pas toen zijn hele lichaam onzichtbaar was vanaf het pad stopte hij. Zijn ademhaling schuurde langs zijn rauwe keel en hij sloot zijn ogen. Vanaf dit punt hadden de goden zijn lot in handen.
Met een schok werd hij wakker, direct waren zijn ogen open, maar hij bleef liggen zonder zich te bewegen. Hij bekeek het kleine stukje wat hij kon zien aandachtig, zijn bruine ogen half verscholen achter zijn zwarte voorlok. Het was onwaarschijnlijk dat iemand hem had gezien vanaf het pad, de bosjes vormden bijna een volledige cirkel om hem heen, sommigen laag, anderen hoog. Een natuurlijke barrière tegen slecht weer en kwade ogen. Hoewel het hem niet zou beschermen tegen een ander paard of een meer kwaadaardige vijand voelde het toch veiliger.
De hengst tilde langzaam zijn hoofd op en bekeek de hele omgeving, er was geen spoor te zien van een voorbijganger of andere indringer. Besluitend dat het veilig genoeg was om verder te slapen leunde hij weer tegen de boomstam aan. Hij was nog steeds niet op volle kracht, maar de dodelijke vermoeidheid en rare ziekte die zijn lichaam in de ban had gehad waren zo goed als over. Mocht de nood aan de man komen kon hij weer rennen en zelfs vechten. Niet dat hij er veel voor voelde om dat uit te proberen. Falcon zuchtte diep en liet zichzelf wegzakken in een lichte slaap.
Amiya!
Zonder de moeite te nemen om zijn ademhaling tot rust te brengen stond hij daar. Zijn flanken donker van het zweet en de stoom sloeg van zijn grijze lichaam af. Zou hij al veilig zijn? Hij draaide zich half om zodat hij tussen de bomen door terug kon kijken en zuchtte diep. Geen spoor te zien, maar dat betekende niet dat hij zich zomaar kon ontspannen, als die beesten weer op zijn geur kwamen dan kon hij hier niet blijven staan.
Falcon draaide zich om en stapte verder, verrekte spieren maakten zijn passen krampachtig en kort. Bij iedere stap schoten pijnscheuten door zijn benen naar boven totdat hij verblindende licht flitsen achter zijn ogen zag. Hij wist dat hij zo niet veel langer door kon gaan, ooit zou hij moeten rusten. Zijn bestaan werd door de primitieve drang om te overleven versimpeld, hij bestond slechts uit het optillen van een voet en die voor de ander weer neer te zetten, te vallen was om te sterven. Voet voor voet strompelde hij verder totdat er een beekje voor hem opdoemde. Automatisch liet hij zijn hals zakken en dronk, hij was zich er geestelijk niet bewust van wat zijn lichaam deed. Pas toen hij daar enkele minuten stond, mond gesloten, zonder iets te doen, kwam hij weer genoeg bij om zijn hoofd op te tillen en voor zich uit te kijken. Falcon wist niet waar hij was, maar ergens had hij een bekend gevoel in zich, alsof dit allemaal bij hem hoorde, deel uitmaakte van zijn teruggetrokken ziel.
Deze verwarrende gedachten negerend stapte Falcon het ondiepe beekje in, de stroming was niet sterk, maar doordat hij bijna alle kracht uit zijn benen was verloren zakte de hengst half door zijn knieën, op het laatste moment wist hij zich overeind te houden en haalde zonder veel verdere problemen de overkant. De grijze hengst stond even stil, probeerde op adem te komen en schudde een keer zijn hoofd in een poging het helderder te krijgen. Hij vervloekte in stilte die rotbeesten die hem achterna hadden gejaagd, als het er maar één was geweest had Falcon gevochten, maar deze troep hondachtigen was te groot geweest, overlevingskans was nihil. Hij was gaan rennen, vluchtte voor iets waarvan hij met zekerheid kon zeggen dat zodra ze hem inhaalden het zijn dood zou worden. Falcon keek daas naar links en naar rechts, ergens verwachtte hij dat zijn achtervolgers plotseling achter een boom vandaan kwamen springen en zich op hem zouden werpen.
Het koude water had hem weer enigszins bij zijn positieven gebracht en hij wankelde verder naar de relatieve bescherming van de bomen. De pijn werd heviger en Falcon kneep zijn ogen half dicht om de steken in zijn hoofd te kunnen negeren. Dit was niet alleen vermoeidheid, er was iets anders met zijn lichaam aan de hand en hij wist niet wat het was. Falcon stopte naast de dikke stam van een eikenboom en liet zich er half tegenaan hangen, bewusteloosheid zwom aan het randje van zijn gedachten en hij kon zich nog maar staande houden. De laatste restjes kracht opdiepend zette hij zich af en liep moeizaam verder. Iedere pas was een gevecht, iedere ademteug een worsteling. Nog geen vijftig meter verder bleef hij met een voet hangen en viel hard voorover op de grond, zijn lichaam dreunde tegen de aarde aan en vogels vlogen weg, opgeschrikt door het lawaai. Zwak opende hij zijn ogen en keek om zich heen, hij tilde met moeite zijn hoofd op, de beweging bracht de brandende pijn weer op de voorgrond, en keek om zich heen. Niet ver bij hem vandaan stond een boom met wat lage bosjes eromheen. Zonder de kracht te hebben om op te staan sleepte Falcon zich er zo goed en zo kwaad als het ging heen, pas toen zijn hele lichaam onzichtbaar was vanaf het pad stopte hij. Zijn ademhaling schuurde langs zijn rauwe keel en hij sloot zijn ogen. Vanaf dit punt hadden de goden zijn lot in handen.
Met een schok werd hij wakker, direct waren zijn ogen open, maar hij bleef liggen zonder zich te bewegen. Hij bekeek het kleine stukje wat hij kon zien aandachtig, zijn bruine ogen half verscholen achter zijn zwarte voorlok. Het was onwaarschijnlijk dat iemand hem had gezien vanaf het pad, de bosjes vormden bijna een volledige cirkel om hem heen, sommigen laag, anderen hoog. Een natuurlijke barrière tegen slecht weer en kwade ogen. Hoewel het hem niet zou beschermen tegen een ander paard of een meer kwaadaardige vijand voelde het toch veiliger.
De hengst tilde langzaam zijn hoofd op en bekeek de hele omgeving, er was geen spoor te zien van een voorbijganger of andere indringer. Besluitend dat het veilig genoeg was om verder te slapen leunde hij weer tegen de boomstam aan. Hij was nog steeds niet op volle kracht, maar de dodelijke vermoeidheid en rare ziekte die zijn lichaam in de ban had gehad waren zo goed als over. Mocht de nood aan de man komen kon hij weer rennen en zelfs vechten. Niet dat hij er veel voor voelde om dat uit te proberen. Falcon zuchtte diep en liet zichzelf wegzakken in een lichte slaap.
Amiya!