De zwart witte vacht was doorweekt door de stromende regen.
De wind rukte aan haar zwart-witte manen, maakte haar litteken op haar hals zichtbaar.
Donkere wolken pakten samen, een bliksemschicht schoot uit de lucht naar de
aarde. Donder deed je oren suizen. Kleine hoeven werden snel over de grond
bewogen, in een gelijkmatig ritme. Een boomstam verscheen op het pad van de
zwart bonte merrie. Haar sterke achterbenen zette af en met een sierlijke
sprong kwam ze weer neer aan de andere kant van de boomstam. Ze maakte een
sliding stop toen ze bij het riviertje in het Meander kwam. Ze boog haar hoofd
om wat te drinken.
De donder werd steeds harder, de bliksem volgde steeds sneller. De merrie hief nu
angstig haar hoofd op en begon te rennen, richting het zuiden, richting het
bloemenveld. Ze wilde zo snel mogelijk uit de bossen, die zo makkelijk geraakt
konden worden door de dodende bliksem. Haar oren stonden elk oplettend naar een
andere kant, haar hals was gestrekt met haar neus vooruit. Lange passen maakte
de merrie, slippend door de bochten en zich weer snel herstellend. Ze hoorde nu
het klotsende water van de watervallen en rende er langs. Nu kwam ze bij het
zilveren meer. Ze galoppeerde naar de rand van de waterval, waar die neerkwam en
zocht beschutting onder een uitstekende rotsrand.
De wind rukte aan haar zwart-witte manen, maakte haar litteken op haar hals zichtbaar.
Donkere wolken pakten samen, een bliksemschicht schoot uit de lucht naar de
aarde. Donder deed je oren suizen. Kleine hoeven werden snel over de grond
bewogen, in een gelijkmatig ritme. Een boomstam verscheen op het pad van de
zwart bonte merrie. Haar sterke achterbenen zette af en met een sierlijke
sprong kwam ze weer neer aan de andere kant van de boomstam. Ze maakte een
sliding stop toen ze bij het riviertje in het Meander kwam. Ze boog haar hoofd
om wat te drinken.
De donder werd steeds harder, de bliksem volgde steeds sneller. De merrie hief nu
angstig haar hoofd op en begon te rennen, richting het zuiden, richting het
bloemenveld. Ze wilde zo snel mogelijk uit de bossen, die zo makkelijk geraakt
konden worden door de dodende bliksem. Haar oren stonden elk oplettend naar een
andere kant, haar hals was gestrekt met haar neus vooruit. Lange passen maakte
de merrie, slippend door de bochten en zich weer snel herstellend. Ze hoorde nu
het klotsende water van de watervallen en rende er langs. Nu kwam ze bij het
zilveren meer. Ze galoppeerde naar de rand van de waterval, waar die neerkwam en
zocht beschutting onder een uitstekende rotsrand.