Je bent niet ingelogd. Log in of registreer je

Geluk is slechts een droom||Yia

2 plaatsers

Ga naar beneden  Bericht [Pagina 1 van 1]

Magnolia

Magnolia

Geluk is slechts een droom, verdriet is reëel.
Voltaire


Haar stappen waar langzaam, niet traag, maar langzaam. Haar blozend- roze ogen verkenden het gebied wier zij had gepasseerd toen ze Dreamhorses binnenkwamen.
Enkele dotten dikkere vacht verschenen op haar lichaam, ter bedoeling om haar warm te houden als de nachten kil waren en de dagen wit, wit van sneeuw.
Wit was zo’n prachtige kleur, het paste perfect met de donkerrode, warme kleur van bloed, een enkel paar druppels, misschien hier en daar een plasje van de substantie, druipend uit het lichaam van je slachtoffer, en tádá, een kunstwerk waarvoor duizenden zilver- kleurige munten voor betaald zouden worden als je zo dom was om er iets achter te zien, een ‘betekenis’, iets ‘moois’.
Belachelijke uitspraken, uitgesproken door de twee- voeters, altijd zeggend dat dieren onnozel waren, niet wetend dat zij de wezenloze waren, de domme beesten.
Zijzelf hoefde geen munten te geven om een bloed kunstwerk te aanschouwen, zij hoefde geen verf aan te schaffen om er één te schilderen op een canvas.
Nee, de vlakte was haar canvas, haar slachtoffer was te tube, het bloed was haar verf en, een kwast had ze zeker weten niet nodig. Haar tanden waren genoeg om de huid en de aderen te doorboren, de rest kwam vanzelf wel.
Twee spitste oren schoten heen en weer, haar blozend- roze ogen verkenden opnieuw haar spierwitte canvas, wachtend tot een tube met verf in haar zicht verscheen, op haar netvlies brandde om haar hersenen te laten weten dat de duivel nog een ziel nodig had.
Een slachtoffer, een pleziertje, misschien zelfs wel een extra kleine tube, iets wat haar minder veel moeite zou kosten.
Veulen of niet, klein of groot, het maakte haar werkelijk waar niks uit.
Het was duister, de nacht was zwart en donkerblauw, de hemel werd opnieuw bewoond door miljoenen- nee, miljarden sterren, lichtjes die schenen als het donker was.
Geluiden drongen haar oren binnen en geuren haar neusgaten terwijl haar adem de kille lucht in kringelde. Echt geschikt was ze niet voor dit weer, haar klimaat was neutraal, zo nu en dan regen, genoeg maar niet te warme zon. Het perfecte weer, voor een uitstekende jager.
Wie of wat dan ook verschuilde achter de bergen, buiten haar zicht, het zou niet lang duren voordat diegene gezelschap zou worden voor de eenzame merrie, en misschien zelfs wel een nieuw slachtoffer. Ze zou het nog wel zien, ze zou nog wel zien of het dier intelligent genoeg was om te blijven leven, of het dier wel beleefd genoeg was om niet aangevallen te worden.
Geluk is slecht een droom!’ Riep ze over de spierwitte vlakte, en de wind nam haar woorden mee, wetend dat ze iemand zouden bereiken.
Verdriet is reëel,’ Sprak ze er nog achteraan, zonder haar stem te verheffen, zonder hem te dempen.
Ze zou het nog wel zien

Yia

Yia

Geluk is slechts een droom||Yia Yiaplaatje

Ze staarde naar de grond met de meest grote afkeer in haar ogen die er ooit was geweest. sneeuw. Het meest vreselijke, koude, natste, verschrikkelijkste goedje die er ooit was uitgevonden. Daarbij was het ook nog eens compleet nutteloos: het weerspiegelde niet eens haar geweldige ik. ‘Geluk is slecht een droom!’ de stem riep haar onvoorwaardelijk uit haar slaap, ze gromde vanuit haar borstkas en keek geërgerd op om te zien of ze iemand zag, dit was niet het geval. Er waren drie redenen waarom deze zin haar mateloos ergerde: een; De hij of zij spreker van deze woorden had haar gewekt uit haar slaap. Twee; Hij of zij liep midden in de nacht doodleuk filosofische zinnen te schreeuwen. Drie; Hij of zij was duidelijk niet goed bij zijn of haar hoofd, of de persoon in kwestie had een zware vorm van een of andere mentale ziekte. ‘Verdriet is reëel,’ Yia zuchtte en strekte haar stijve stelten. Ze zag er waarschijnlijk nogal hulpeloos uit op haar lange, stelten. Welke egoïst – waarschijnlijk was Yia de grootste egoïst hier – durfde midden in de nacht filosofische zinnen te schreeuwen? Het was duidelijk met wat voor geval Yia hier te maken had: mevrouwtje Filosoof. Een geërgerde zucht verliet Yia’s mond, ze twijfelde een tijdje voordat ze in beweging kwam: was deze merrie haar geweldige aanwezigheid überhaupt wel waard? Ze zou het zien, ze zou het zien. Het duurde niet lang voordat de merrie in beeld kwam. Ze had een soort donkere vos-achtige kleur en een bles op haar voorhoofd. Ze zag er slecht uit, deed zich slecht voor, maar of ze ook werkelijk slecht was. Een merrie die toevallig haar oren in haar nek had, een beetje rond paradeerde en chagrijnig deed was nou niet direct slécht. Daarbij, de mééste slechte paarden liepen niet in het hulst van de nacht filosofische zinnen te schreeuwen, sterker nog: De mééste paarden deden dit niet. Paarden die niet aan een of andere mentale ziekte lijden tenminste. Geïrriteerd,zwak uitgedrukt, plantte ze zichzelf voor de merrie, haar kleine hoefjes drukte zich in de sneeuw, ze moest behoorlijk wat omhoog kijken, maar des ondanks was ze totaal niet geïntimideerd door de merrie. Haar groene ogen keken de merrie zelfs iet wat uitdagend en arrogant aan. `Juist ja, filosoof-‘ ze spoog de woorden tussen haar tanden door. `-geef me één goede reden waarom jij als een mentaal gestoorde in het húlst van de nacht filosofische zingen moet schreeuwen?’ de woorden schoten tussen neus en mond door, de brutale ondertoon in haar hoge stemmetje was niet te missen. Net als het arrogante en egoïstische deel in haar houding. O ja, ze stond graag in het middelpunt van de belangstelling.

Magnolia

Magnolia

Op haar netvlies brandde het beeld van een wit veulen en Magnolia wist nu al dat dit een geweldige ervaring zou worden.
Het dier liep arrogant, keek arrogant, en bovenal, gedroeg en praatte arrogant.
’Juist ja, filosoof. Geef mij één goede reden waarom jij als een mentaal gestoorde in het hulst van de nacht filosofische zinnen moet schreeuwen?’
Magnolia trok een keer haar wenkbrauwen op en ontblootte toen haar tanden met haar meest gemene, kilste en gruwelijkste grijns.
Haar witte tanden blonken als die van een vampier in de duistere nacht.
Eén reden maar? Lieve schat, klein meisje, schattig miertje, minuscuul lieveheersbeestje, breekbaar konijntje, ik kan je wel honderden redenen geven.
Maar ach, voor jou- klein huppel beestje, geef ik er ééntje, oké?
Omdat ik het leuk vind. Of, misschien omdat filosofie je horizon verbreedt?
Wie weet, wie weet. Nee, niemand weet, dat ik repelsteeltje heet!

Elk woord sprak ze arrogant en overdreven vrolijk uit, alsof ze werkelijk waar ooit zo kon praten en tegelijker tijd oprecht zijn. Nee- voor deze einzelgänger zat dat er niet in.
Ja, ze was gestoord, zo, zo, compléét gestoord.
Haar blozend- roze kijkers waren smachtend gericht op elke beweging die het veulen had gemaakt, maakte, en maken zou.
Wachtend op ook maar één verkeerde beweging, één reden om helemaal los te gaan, om eindelijk weer een keer haar scherpe tanden in het vlees van een dier te zetten.
Ach ja, eindelijk? Het was ook nog maar enkele uren sinds ze een wezen had omgebracht, het was misschien een hert, of…Een paard?
Ze wist het niet meer, het was in de bossen, met een hoge snelheid raasde ze tussen de bomen door, haar blik gericht op het dier dat zich verschuilde.
Ze haalde het in, met enkele moeite wist ze zichzelf tot stoppen te brengen terwijl ze haar scherpe tanden in zijn schouder, vlakbij zijn schoft had geboord en ronddraaide om daarna het dier tegen een boom aan te werpen.
Het sidderde, zijn botten kraakten en een griezelige kreet galmde door de bossen toen ze het beest zijn halsslagaderen doorboorden, het was dood, met pijn.
Precies waarvan ze hield, krakende botten, kille kreten, langzame dood en bloed. Een monster, dat was ze.
Maar, wat moest ze anders? Zich bij Utopia, of Quiet Sparkle voegen? De zwakkelingen? Nee, ze was gebouwd voor vechten, jagen, vermorzelen.
Ze was rond 1.75, ze had een stevige borst, brede schouders waarmee ze zo iemand uit de weg kon duwen, ze had lange benen en een gemene blik, en, ze was nog een beetje in de groei!
Lieve schat, je bent niet echt veilig bij een bloeddorstige vampier zoals ik. Dus ik zou die arrogante blik maar van je smoeltje af vegen, voordat ik je gezicht eraf ruk. Begrepen?
Ze sprak met een kille, gemene stem, heel anders dan de stem die ze eerder had gebruikt.
De kastanje- roan merrie stond vlak voor het veulen en keek met haar duistere blik neer op het veulen.


Gesponsorde inhoud



Terug naar boven  Bericht [Pagina 1 van 1]

Soortgelijke onderwerpen

-

» Alweer die droom.
» Tyshja godin van geluk

Permissies van dit forum:
Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum