Je bent niet ingelogd. Log in of registreer je

Don't see that every day &Nar (:

2 plaatsers

Ga naar beneden  Bericht [Pagina 1 van 1]

Ventus

Ventus

No one can hurt you now




“Je moeder… Ze is dood…” klonk een stem terwijl de andere vijandig sprak “Nou en?” “Ja vader heeft haar vermoord, Ventus.” Klonk de ene stem weer ruw. “Maar… waarom?” zei de stem die nu trillend en bang klonk. “Ze wou je opzoeken. Maar dat wou hij niet. Eerst probeerde hij haar weg te jagen. Het werd een gevecht, Ventus. Je moeder was zwak. En…” de stem wou duidelijk nog iets zeggen. “Ze wou je opzoeken omdat je een broertje of zusje bij zou krijgen.  Maar omdat je moeder dood ging… Heeft hij of zij, die nog in haar buik zat, het natuurlijk ook niet overleefd.


Het was een schemerige ochtend toen Ventus opstond. Hij was totaal niet moe maar had een steek in zijn buik zitten. Hij keek rond en zag dat hij nog steeds in het Wilgenwoud was.  Hij was er gisterenavond in blijven rond dwalen. En dat zou hij vandaag zo weer doen. Ventus zijn ogen waren naar voor gericht en zijn hoofd omhoog terwijl hij stapte. Af en toe stopte hij om te luisteren of om een hap gras te nemen.  Door de lichte mist die hier hing zag hij niet ver en moet hij het dus volledig op zijn oren en neus doen. Aan een kant was de mist handig. Hij zou zich kunnen verstoppen als er een paard kwam die hij kende en niet wou zien.  Daarmee bedoelde hij de slechte paarden die hij vroeger als ‘vrienden’ zag. Ventus zuchtte en begon te draven. “Een broertje of zusje…” fluisterde hij. Hij zou normaal een broertje of zusje krijgen! Hij haatte zijn vader daarvoor zo hard. Nu zou hij zijn moeder nooit meer kunnen zien en hem waarschijnlijk ook niet meer.  “Hoe kon hij?” sprak zijn stem weer hardop. “En het is mijn schuld… Ik heb slecht gekozen. Ik ben vertrokken. Ik heb mijn moeder niet opgezocht zodanig dat zij het wel moest doen. En door dat alles is ze nu dood. En die kleine in haar buik ook… Allemaal mijn schuld!” Het laatste riep hij bijna. Toen hield hij halt en liet zijn hoofd zaken. Nog een klein woordje, dat niks zou uit kunnen halen, verliet zijn mond: “Sorry…” Daarna zei zijn stem onhoorbaar: “Sorry. Sorry voor alles. Alles.  Ik wou dat ik zelf daar was geweest en hij mij had vermoord. Dan was ik niet zo geworden. Zo… een wrak. Sorry…” Hij had echt pijn. En door die pijn was hij veranderd toen hij het nieuws te horen had gekregen. Door die pijn wist hij dat hij niet slecht hoorde te zijn. Dat hij niet slecht kon zijn… Maar dat hij beter voor zijn moeder had moeten kiezen. En zijn vader… Hij mocht dood. Het kon Ventus niet schelen wat er met hem gebeurde. Het liefst deed hij het zelf. Maar dan zou hij een moordenaar zijn... Een slechterik.

Ventus zijn oren gingen eerst in zijn nek toen hij een ver geluid hoorde maar toen hij rook. Wist hij dat de geur anders was dan hij kende. Dus zijn oren gingen naar voor. De geur werd sterker en het geluid kwam duidelijk op hem af. Na een tijd verscheen er een schim tussen de mist vandaan. Ventus stapte drie stappen naar voor en had zich daardoor dus laten zien. Nu werd de geur duidelijk. Een merrie. Toen Ventus niet zo ver meer van haar vandaan was zag hij dat het een zwarte merrie was… Met een schedel op haar hoofd… Ventus zijn oren waren een seconde weer in zijn nek maar het was duidelijk een merrie die niet in een kudde zat. Dus kwam ze niet vijandig over. Ventus zei niks. Wat moet je zeggen tegen een merrie met een schedel op haar kop...? Dat kom je namelijk niet elke dag tegen. 




&de enige zwarte merrie met een schedel op haar kop. Nar dus (:

Nar

Nar
Moderator

Alweer een dag. Alweer scheen de zon, alweer waren er wolken aan de azuurblauwe lucht te vinden en alweer was haar zwarte vacht te warm voor de tijd van het jaar. Alweer alweer, een alom gebruikt woord in Nars vocabulaire. De merrie slofte voort, stap voor stap, nauwelijks enige notie nemend van de schitterende omgeving om haar heen. Haar kogelzwarte ogen keken amper naar alles wat zich om haar heen bevond. De hoeven sleepten bijna over de stoffige grond heen. Een vlindertje dat opvloog en voor haar snufferd langs spoot, deed de kleine, ronde merrie even fronzen. Waarom zou je je in vredesnaam haasten? Het kwam toch wel, hoe dan ook.
Ellende liet niet op zich wachten en het kwam het liefst gewoon binnen stormen zonder zich ergens om te bekommeren, laat staan zich af te vragen of het uitkwam dat hij überhaupt langskwam. Maar à la, Nar nam haarzelf voor er niet te moeilijk over te doen en de vlinder gewoon te laten fladderen. Waarom zou ze? Ze kende het hele monster niet.
Toch enigszins geïnteresseerd volgde ze het kleurrijke diertje, zich afvragend of er misschien ergens een kameleon zou zitten met zo'n lange, roze tong. Wanneer het vliegende wezentje langs de kameleon zou gaan, zou het zonder enige twijfel verzwolgen worden door het reptielachtige schepsel.
Nar liet langzaam haar tong langs haar mondhoeken gaan die wederom droog waren. Of beter gezegd: alwéér droog waren.

Alles leek zo frustrerend zinloos. Zo frustrerend saai en zo enorm gewoon. Nar had een hekel aan het normale ritme. Het normale ritme was alledaags en hing haar de keel uit. Haar leventje had geen wendingen meer genomen en bestond uit spot, hoon en met name disrespect van andere vierbenige mokkels die zichzelf onterecht de term "paarden" hadden toegekend. Wel, als dat al paarden waren, wat was zij, Nar de Schedelmerrie, dan wel niet? Eén of ander geperfectioneerd ras?  
Rollend met haar ogen zag ze dat het vlindertje - tot haar grote spijt - weg vloog en dat er geen kameleon was. Niet eens een lelijke groene kikker of een lompe bruine pad die zich aan het wezentje tegoed wilde doen. Idioot, want er leken genoeg beesten uit te zijn op Nars bloed, dus waarom niet op dat van een minuscuul wezentje?
Het was allemaal zó verdomd oneerlijk. Alles was oneerlijk. Alweer. Nar snoof door haar fluwelen neusgaten heen, liet de zuurstof door haar luchtpijp heen glijden en door haar longen vloeien. Verrast door het bitter weinige effect dat het had. Bloed bonsde door haar aderen heen, Nar kon het stromen ervan voelen als ze zich erop concentreerde. Het irriteerde haar dat ze geen controle daarover had. Zelfs haar eigen lijf weigerde te gehoorzamen aan haar commando's. Frustrerend. 
Nar tong gleed langs haar weer droge mondhoeken, haar linkerhoef verbrijzelde onbedoeld een kever. Het schild van het weke diertje kraakte toen ze haar poot weer optrok. Het had amper een seconde geduurd en toch was het insect dood. Zo dood als maar wezen kon. Met een lichte fascinatie bekeek Nar het lijkje. Ze had het niet eens gemerkt, het had niet bewust waargenomen. Een lompe beweging had onbewust een eind gemaakt aan een leven. Een hartje, een bloedbaan, een ademend wezen. Alleen met één hoef.
Stuiptrekkend lag het kevertje voor haar. Het lichaampje leek nog na te schokken van het weinige contact met Nars hoef. Met een scheefgehouden kop keek Nar ernaar. Ze wilde nog een verdere autopsie verrichten, toen er een stem op doemde uit het niets. 
Nar snoof door haar neus en merkte nu pas dat er een nieuwe geur aanwezig was. Allerminst geïnteresseerd boog de kleine, dikke merrie zich weer terug naar het wezentje.
"Hoe was dat?" vroeg ze, niet in staat de gebiologeerde ondertoon te onderdrukken, "hoe is het om te sterven zonder dat je er weet van hebt? Deed het zeer?"
De wind blies zachtjes en blies het lijfje weg terwijl Nar geïntrigeerd bleef staren. 

De magie van het moment verdween op het moment dat de andere knol zijn smoelwerk weer open trok en begon te jammeren over zijn eigen ellende. Nar zuchtte, rolde nogmaals met haar zwarte ogen. De hengst - wat anders dan een mannelijk wezen? - klaagde hartstochtelijk over zijn eigen miserie en de Schedelmerrie voelde allerminst de behoefte hem te troosten, laat staan om hem te zeggen dat alles weer goed kwam.
Niets kwam nog goed; het werd alleen maar erger. Met dat in het achterhoofd draaide Nar zich om met de intentie langs hem heen te lopen, totdat ze iets wat enigszins interessant leek te zijn opving. Doden? Verwonderd keek Nar hem aan: daar was dit mormel niet toe instaat. Hengsten stonden erom bekend teveel te pochen en een te grote muil te hebben, maar niets waar te kunnen maken.
Nar stootte een holle lach uit en liep dichter naar de hengst toe. 
"Wel, laat ik één ding duidelijk maken: doden stelt zo bitterweinig voor dat ik het risico niet zou nemen, ukkepuk. Wraak lijkt heel wat, maar als je daadwerkelijk iemand gedood hebt, besef je dat ook diegene uit niets meer bestond dan bloed, bot en vlees. Het stilt niet helemaal de honger naar wraak," begon ze, enigszins spottend. "Wraak neem je op een ándere manier, hengst, maar volgens mij ben jij iemand die geen miserie kent en geen flauw benul heeft van wat wraak inhoudt."

Nar vergunde zichzelf een korte pauze tussen haar woorden, zag tot haar genoegen het lijkje van het insectje voor haar neus langsvloog. Als een speelbal van de wind bewoog hij verder, de wind sleurde hem mee. 
De hengst was groter dan dat zij was, uiteraard was hij groter. Negen van de tien wezens konden zich wat grootte betreft makkelijk meten aan Nar. Ze was klein, had een buik die iets buiten proportie was en een typisch pony-uiterlijk. Desondanks ging er meer schuil achter haar voorkomen dan veel figuren vermoeden. De Schedelmerrie draaide haar oren met de wind mee, voelde de wind met haar gigantische voorpluk spelen, vooraleer ze zich weer tot de hengst wendde.
"Wraak is zoveel meer dan dat jij nu zegt, ukkepuk."

Ventus

Ventus

You and I’ll be safe and sound


De merrie lachte hem precies uit en liep richting Ventus waardoor hij direct een pas naar achter zette. Hij leek hem nu veel kleiner dan eerst en dikker. Maar ook gemener en sluwer. Aan Ventus zijn uiterlijk kon je noch zien dat hij slecht was noch goed noch neutraal. Bij veel paarden verraden het uiterlijk veel. Maar soms liet het ook het verkeerde zien. Maar toch wist hij niet zeker of deze merrie niet slecht was. "Wel, laat ik één ding duidelijk maken: doden stelt zo bitterweinig voor dat ik het risico niet zou nemen, ukkepuk. Wraak lijkt heel wat, maar als je daadwerkelijk iemand gedood hebt, besef je dat ook diegene uit niets meer bestond dan bloed, bot en vlees. Het stilt niet helemaal de honger naar wraak," De hengst keek haar doordringend aan. Vooral toen zij hem de ukkepuk noemde. ‘Ik weet niet of je het door hebt maar ik ben bijna het dubbele van je’ was zijn gedachte. Maar hij zweeg. Misschien was het geen goed idee om vijandig tegen haar te doen. Ze leek ouder dan hem. Minstens 2of 3 jaar. "Wraak neem je op een ándere manier, hengst, maar volgens mij ben jij iemand die geen miserie kent en geen flauw benul heeft van wat wraak inhoudt." Wraak. Zo een klein woord met zoveel betekenis. Zoveel pijn. Zoveel doden. Zoveel in dat ene klein idiote woord. Wraak.  "Wraak is zoveel meer dan dat jij nu zegt, ukkepuk." Sprak de merrie weer. “Ik heb nooit iets gezegd over wraak.”  Zei zijn stem die nog steeds niet over zijn karakter los liet. “Wraak is een groot woord. Met veel betekenis. Veel pijn.” Sprak hij op dezelfde toon. Hij keek de merrie aan.
‘Neem altijd wraak, mijn jongen.’ Had zijn vader altijd tegen hem gezegd. En nog veel andere dingen met zoveel betekenis. En zoveel doden. Ventus zijn ogen lieten het weer zien. Het pijnlijke verleden van hem. Hij kon niks meer veranderen van wat er toen gebeurd is. Van wat hij toen eigenlijk allemaal had gedaan. Hij had vroeger al slechte dingen gedaan onder de invloed van zijn vader. Zonder dat hij het wist. Hij was sluwer dan hem en de rest van de kudde. De kudde van vroeger. Die goede kudde met allemaal de aardigste paarden op de wereld. Die nu allemaal dood waren. Behalve hij. Ventus. En heel misschien leefde Vulcan nog. Dat was onbekend voor Ventus en het liefst wou hij het ook niet weten. Hij wou zijn vader niet meer zien. Wie weet wat hij zou doen als hij zag dat hij noch slecht was noch goed. Dat hij neutraal was.
Ventus zag weer de gewone wereld voor hem. Het verleden was even verdwenen uit zijn ogen. Toen hij weer de merrie voor zich zag besefte hij dat hij zich nog niet voor gesteld had. Dat deed hij ook momenteel niet. Ze mocht hem zolang ukkepuk noemen. Want Ventus wist dat als hij zijn naam zou zeggen het niks zou uitmaken. Ten eerste omdat ze hem ukkepuk zou blijven noemen en ten tweede omdat hij haar waarschijnlijk nooit meer terug zou zien. En zoals het gesprek nu liep maakte dat hem niks meer uit. De merrie leek wijze woorden te spreken maar ze deden Ventus niks. Geen pijn. En ook  niks anders. Zijn gevoelens waren gesloten voor andere paarden. Net zoals zijn karakter. Enkel zijn vrienden kende hem echt. En het was moeilijk om Ventus echt te kunnen kennen. Hij was een levend doolhof zeg maar. Het was moeilijk om hem ooit nog open te zien. Maar een paard kon dat tot nu toe. En een ander levend wezen. Een vogel om precies te zijn. Een raaf. Eleando. Die momenteel weer uit Ventus zijn zicht was. Hij was vast ergens anders aan het eten of drinken of nog wat anders. Hij leefde zijn eigen leven zolang hij dat kon net zoals Ventus zijn zielige leven leidde. Nou zielig nou ook weer niet het was eerder… vreemd? Het was moeilijk om zijn leven in een woord uitte drukken.  Te moeilijk. Ventus keek naar de rest van de merrie wat tot nu toe had hij enkel haar vreemde kop met de schedel erop bekeken. En nog  niet het lijf dat erbij paste. Enkel had hij wel al gezien dat hij dik en klein was. Een pony lichaam. Zou ze ook een pony zijn. Nou weetje, zo een dingen zijn moeilijk om te zien als je dan ook tegelijk een witte schedel op je kop had geplakt. Waarom? Het was echt wel een van de vreemdste dingen die Ventus ooit had gezien. En hij kon door die schedel niet echt zien hoe oud ze was. Maar groeide dat ding dan mee als de merrie groeide want anders moet dat toch verrekt veel pijn doen? Nou ze is in ieder geval veilig tegenover de mensen. Want een halster laat staan een hoofdstel zouden ze er niet om doen. Laat staan dichter komen bij haar! Ze leek er angstaanjagend uit van ver dan toch. Tot je eenmaal zag dat ze klein was. Dan zou je zo denken dat je haar aankunt. Maar toch, ze had iets wat Ventus in hield om gemener tegen haar te zijn. Misschien juist omdat ze zo klein was. Geen idee.

-Hoop dat je er iets mee kan. (:

Nar

Nar
Moderator

De hengst leek beledigd door het oordeel van de Schedelmerrie, enigszins verschoten doordat ze hem klein genoemd had. Enigszins verrast door die conclusie trok ze één van haar mondhoeken om tot een schampere, scheve grijns. Zo snel op de tenen getrapt, zo jong. Het deed haar terugdenken aan haarzelf, maar dat zei ze niet hardop. Zelf had de merrie er geen enkel probleem mee bitter genoemd te worden, maar om bekend te staan als sentimenteel leek haar een hel. Desondanks boog ook haar andere mondhoek iets omhoog in wat een zweem van een glimlach genoemd zou kunnen worden.Hij had geen enkele weet van hoe wreed de wereld kon zijn, enkel een klein detail aanschouwd van de gruwelen die deze wereld met zich meedroeg. Nar wist niet of ze die eigenschap moest benijden of dat ze medelijden met het diertje moest hebben. Hij was zo, zo verschrikkelijk naïef. Allerminst onder de indruk van zijn doordringend bedoelde blik hield Nar haar kop scheef en keek sarcastisch terug.
"Je bent bijna schattig, weet je dat?" merkte ze terloops op. De grote ogen, de zachte neus. Zelfs zijn boosheid leek iets kinderlijks te hebben, ook al zou hij dat zelf waarschijnlijk nooit hebben gezien wanneer hij zijn spiegelbeeld zag. Een spiegelbeeld die de perfecte reflectie van hem toonde en hem zonder enige poespas liet zien. Zou het eng zijn, jezelf te zien zonder dat je jezelf echt goed kende en geen idee wat die broze gevoelens in het binnenste van je lijf waren? De bittere woede die als puur gif door de aderen stromen kon, de liefde die de spieren week aan liet voelen en de zoete smaak van haat die zich meester maakte van het brein opdat rationaal nadenken niet meer mogelijk was. 
Het antwoord van de hengst deed Nars mondhoeken opnieuw subtiel omkrullen. Natuurlijk, hij had het nooit letterlijk gezegd. Maar de lijn tussen het zeggen van een woord en het omschrijven van het begrip was vaag en werd als gelijk geïnterpreteerd. De Schedelmerrie voelde geen noodzaak hem daarop te attenderen. Misschien was ze te vaag voor zijn jonge geheugen, misschien zou hij begrijpen wat ze bedoelde. Maar maakte het iets uit? 
Zijn uitleg leek gejat van een willekeurig ander dier. Honend snoof de ronde pony een keer vooraleer ze weer haar blik op het dier richtte. 
"Dat klinkt schitterend, weet je? Hoe kom je aan die wijsheid? Ik kan me namelijk nauwelijks voorstellen dat jij het aan levende lijve ondervonden hebt, hengst," zei Nar met een geringschattende ondertoon. Maar à la, als de hengst ervan uit ging dat zijn woorden werkelijkheid waren, wie was zij om hem van het tegengestelde te overtuigen? Waar haalde zij dat gore lef vandaan om de grond onder hem weg te slaan en de weinige houvast die hij had hem af te pakken? Nar brieste en ademde scherp de zuurstof haar longen in, niet in staat hem van haar werkelijkheid te overtuigen. Of allicht was niet in staat het verkeerde woord, maar het voelde verkeerd de hengst iets anders te vertellen.


De Schedelmerrie liet haar ogen nog eens over de hengst heengaan. Misschien was ze te bot tegen hem geweest, maar ergens voelde ze een woede in haar binnenste opborrelen die ze eerst niet kon plaatsen. Het deed haar even huiveren. Ze schudde haar kop, alsof ze het gevoel daarmee uit kon bannen. Vervolgens wierp ze nog een blik op het jonge dier dat met al zijn hebben en houden het leven leek te haten. Moest ze hem sarren om in te zien dat hij nog zoveel voor zich had? Er lag een toekomst voor hem in het verschiet, eentje die, in tegenstelling tot de hare, niet gekenmerkt werd door hoon en spot. Het had haar trots opgebroken, maar bij hem leek er enkel sprake te zijn van een vermoeidheid die zich meester van hem had gemaakt. Het idee dat de hele wereld op hem in beukte, terwijl hij waarschijnlijk van eenieder die hij vroeg hulp zou kunnen vragen. 
De ronde merrie wist dat het haar niet uit zou moeten maken wat hij deed, maar dat deed het wel, ook al had ze voor deze ontmoeting geen weet gehad van zijn luttele bestaan in deze kleine wereld.
Verrast was ze te zien dat hij met een tweestrijd binnenin leek te kampen en ze dacht iets van woede in zijn ogen te zien weerspiegelen. 
"Dat is in ieder geval iets, hengst. Je gevoel verbergen gaat je opbreken en dat is iets wat ik je in eigen ervaring kan vertellen." De hengst leek net een klein kind dat met de neus op de feiten was gedrukt. Geschrokken had hij zijn gezicht afgewend en zich voorgenomen er niets meer mee te maken te willen hebben en deze wereld de rug toe te keren. Ze merkte zijn gedoofde vuur op, zijn idee al zijn emoties uit te willen schakelen en deze wereld voorgoed "vaarwel" te willen zeggen.
"Wil je dood? Prima, dan bijt ik bij dezen je strot open, blij toe je te kunnen helpen," begon ze in een opwelling uit het niets. De merrie pauzeerde weer, speurend naar de juiste woorden dat korter duurde dan ze verwacht.
"Maar als je wilt leven, lééf! Iedereen krijgt maar een beperkte tijd toebedeeld, zelfs jij, ukkepuk."

Ventus

Ventus

The war outside our door keeps raging on




Ventus zijn ogen gingen naar de grond terwijl de merrie sprak "Je bent bijna schattig, weet je dat?" Even keek de hengst op. Wat? Serieus. Dat was gewoon vreemd. Hij schattig? Echt niet. Die merrie werd maar vreemder en vreemder. Ventus ogen vielen toen weer naar de grond. Zelfs toen hij klein was had niemand hem ooit ‘schattig’ genoemd. En hij reageerde er daarom nu niet op. Dat zou hij toen ook nooit gedaan hebben. Schattig . Nee, Ventus was niet schattig. Hij was eerder… Normaal. Nou nee, dat ook weer niet. Hij was gewoon… gewoon. Gewoon op een andere manier, zeg maar.
Toch was de merrie niet van plan om hem gewoon te laten gaan. Nee. Ze sprak alweer. "Dat klinkt schitterend, weet je? Hoe kom je aan die wijsheid? Ik kan me namelijk nauwelijks voorstellen dat jij het aan levende lijve ondervonden hebt, hengst," zei ze. Maar ze zei het met een ondertoon die Ventus wel opmerkte, maar toch negeerde. De merrie scheelde hem maar weinig. Ze speelde geen rol in zijn leven. Tot nu toe dan nog niet. “Dat heb ik wel degelijk zelf ondervonden” sprak hij. Hij werd niet geraakt door haar zinnen. Door haar woorden. Ook niet meer door die van andere paarden… Behalve… Ventus schudde zijn hoofd. Hij wou niet nu aan diegene denken. Enkel als hij alleen of met Eleando was.
De merrie leek te veranderen… Maar toen ze haar hoofd schudde kon Ventus de verandering niet meer opmerken. Oftewel was hij minder geworden, de verandering. Of het was verdwenen. Ventus reageerde hier ook niet op.  De merrie sprak weer tegen hem. "Dat is in ieder geval iets, hengst. Je gevoel verbergen gaat je opbreken en dat is iets wat ik je in eigen ervaring kan vertellen." Alweer deden de woorden niks bij hem. Hij keek haar met haar doffe blik aan en zei “ahah. Denkt u dat ik het expres doe?” Zijn woorden klonken noch kwaad noch verdrietig. Zijn stem ook niet. Zijn ogen gingen naar de bomen. De wilgenbomen. Ooit had hij tussen wilgen gelopen met zijn vader en moeder in gelukkigere tijden. Ach, gelukkig… Ze leken gelukkig. Maar eigenlijk was zijn vader toen al de aanval aan het plannen op de goede kudde. En dus op zijn moeder. Die ze, tot de spijt van Vulcan, had overleefd. Dus hij moest iets anders verzinnen en hij zou het zelf moeten doen. Zelf haar vermoorden.
Weetje wat ze tegen hem gezegd had? Vlak voor hij haar vermoorde? “Eindelijk. Vulcan. Je hebt Ventus toch meegenomen? En veilig gebracht? De rest van de kudde, die zijn… Dood.” Toen wou ze haar neus tegen de zijne duwen maar hij had daarvoor zijn tanden al in zijn nek en zei “Eindelijk, Meana. Jou tijd is eindelijk gekomen.” En toen… Dit alles had Eleando Ventus verteld. Maar verder wou Ventus het niet horen. Hij was weggelopen. Richting de plek waar het gebeurd was. Maar hiuj bleef op een afstand staan toen hij geluid hoorde van vogels. Gieren. Ze waren vast aan haar lijf of zo bezig. Ventus was weer weg gestapt. Tot de sneeuwvlakte. Daar hadden zijn benen het opgegeven en was hij erdoor gezakt. Daar was hij zo ziek geworden. Hij had zoveel pijn gehad. Hij was kapot.  
"Wil je dood? Prima, dan bijt ik bij dezen je strot open, blij toe je te kunnen helpen, maar als je wilt leven, lééf! Iedereen krijgt maar een beperkte tijd toebedeeld, zelfs jij, ukkepuk." Zei de merrie ineens. Uit het niets. “Merrie, luister. Maak je niet druk. Ik weet wat er met me is gebeurd. Ik weet wat het is om te leven. Echt te leven. En dat heb ik gedaan. Echt. Maar nu. Nu is het momenteel een ‘time-out.’ En geloof me als ik dood wil, weet ik naar wie ik toe moet. Diegene zou er blij mee zijn om het te doen… Dus die taak zal ik jou niet geven” Sprak hij tegen haar. Hij zei niet wie hij bedoelde. En niemand zou het snappen. En diegene die hij bedoelde wist het misschien ook niet.
Hij keek de merrie weer aan. Maar zelfs de woorden dat ze hem zo zou doden hadden hem niks gedaan. Zelfs als ze het wou doen was het haar niet gelukt. Ventus kan zichzelf heus wel verdedigen. Maar terwijl de merrie iets had wat haar eng maakte, waarschijnlijk die schedel… Had ze ook iets waardoor Ventus helemaal niet bang werd. Of misschien had Ventus zelf iets dat hem voor niks bang maakte. Misschien was het zijn geslotenheid of haar grootte. Of misschien iets heel anders. Ventus kon er momenteel niet opkomen. Hij vond de juiste woorden niet daarvoor. 
- 23. 777 woorden.
- Sorry, voor de laat heid  ):

Nar

Nar
Moderator

Stilte viel. Een zachte bries woei door de lange, hangende takken van de wilgen heen. Sommigen noemden de wilgen het symbool van droefenis en van rouw. Sombere gevoelens werden immer gekenmerkt door hangende ledematen en een bittere treurnis. 
De Schedelmerrie geloofde niet in toeval, zelfs al bood het zich op een presenteerblaadje aan. Misschien was het 't lot die beslist had dat ze de van de wereld vervreemde hengst hier ontmoette, op een plek waar de wilgen enkel ten tekene van verdriet in de wind wuifden. Ze liet opnieuw haar kogelzwarte ogen over zijn gestalte heen glijden. De langere benen dan dat zij ze had, de grote, amandelvormige ogen die perfect stonden op de plek waar Moeder Natuur ze geplaatst had. 
Misschien was schattig niet het juiste woord voor het mokkel dat voor haar stond. Misschien was "aandoenlijk" een betere term. Schattig betekende in de volksmond vertederend lief, snoezig. Bij snoezig had Nar keer op keer het beeld van een witwollen konijn voor haar ogen en - zonder enige vorm van belediging - daar leek hij niet op. 
Aandoenlijk paste bij ontroerend, wat leek te impliceren dat Nar enigszins medelijden met hem had. Medelijden had ze niet met hem, enkel voelde ze een steek van een vreemdsoortig, sadistisch genoegen dat ze al in geen tijden meer op haar lippen geproefd had. De smaak ervan waadde langs haar tong zoals het water tussen haar kaken weg droop wanneer ze een slok water gedronken had. Nar had het geprobeerd linksom, rechtsom zou vermoedelijk niet werken bij deze hengst.

Ze zei geen woord,  maar de gedachten bruisten door haar kop. Misschien, als ze haar tanden in zijn vacht zou boren, zou hij terugvechten? Wanneer ze hem een dreun tegen zijn schedel geven zou, die ongetwijfeld harder aan zou voelen dan dat bij haar het geval was, zou hij weg deinzen of het over zich heen laten glijden. 
Haar speklaproze tong gleed langs haar mondhoeken, haar gitzwarte ogen trokken ietwat donkerder weg dan dat ze voorheen geweest waren. 
De hengst mompelde woorden, maar die drongen nauwelijks tot Nar door. Hij was niet interessant, niet meer. Hij had zijn kansen links laten liggen op het moment dat ze oprecht een gesprek met hem aan had willen gaan. Allicht zou ze op een andere manier tot hem door kunnen dringen. Anders dan dat ze tot dusver geprobeerd had. Verschillend dan met woorden. 
De aszwarte pony was kleiner dan de hengst voor haar, had minder lange benen, maar was in het bezit van een scherpere geest dan dat de hengst momenteel met zich meedroeg. Haar woorden leken hem niet te deren, maar mogelijk deed iets anders dat wel.

"Die taak zij jou niet gegeven." Belachelijk. Ik maak zelf uit wat mij gegeven is en wat niet. Verrast door de bittere ondertoon van die gedachte trok Nar één van haar mondhoeken op. 
"Het kan me geen mallemoer schelen wat mij gegeven is en wat niet. Enkel het Lot beschikt over mijn toekomst en daden. Jíj niet," grauwde ze naar hem toe. De weinige sympathie die ze nog geen vijf minuten geleden voor de jonge hengst gevoeld had, was weggebrand. Was hij achterlijk, of stuurde hij daar enkel zelf op aan? Was hij dom, of hield hij zich van de domme?
Dood behoorde tot één van de meest mystieke onderwerpen die een levend wezen zich maar voor de geest kon halen. Voor een fractie van een seconde was Nar oprecht verbaasd dat hij het woord in de mond durfde te nemen en het zonder enige aarzeling uitsprak. 
"Je zou je research moeten doen voor je conclusies trekt. Spreken zonder enige weet over onderwerpen die groter zijn dat dat jijzelf bent, moet je laten. Hetgeen waar jij geen weet van hebt, hoor jij geen uitspraken over te doen," bitste de pony naar de hengst toe, waarna ze nukkig met haar staart zwaaide en de schedel rond haar kop liet ratelen. 
"Je begeeft je op levensgevaarlijk terrein, hengst. Terreinen waar jij nog nooit voet noch weet van hebt. Beter blijf je weg in je eigen, tot ondergaan verdoemde wereldje." En dat zou gebeuren als hij niet oppaste. Zijn eigen wereld was verdoemd wanneer hij niet leerde dat enkel rouwen om het verleden geen zin had.




---------------


Hoe bedoel je "onsamenhangend"? Fufu 


Flutje, hoop dat je er iets mee kunt!

Gesponsorde inhoud



Terug naar boven  Bericht [Pagina 1 van 1]

Permissies van dit forum:
Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum