Nar snoof en draaide haar achterhand naar de bewoonde wereld toe terwijl ze door de groene heuvels heen sjokte. Spierpijn brandde door haar pezen heen van vannacht. Vannacht had ze namelijk op haar verkeerde zijde gelegen en nou was haar lijf kennelijk vastbesloten haar te laten creperen voor die ongelooflijk grote zonde.
Grauwend liep ze verder terwijl ze zo nu en dan een pijnlijke snuit trok zo gauw ze weer een nieuwe schok kreeg van haar tergend irriterende pezen. Om de minuut stond ze vijf seconden stil, sloeg een nieuwe grom uit voordat ze zichzelf weer in staat achtte verder te lopen zonder alles af te branden. Scheldend, vloekend en tierend liep ze verder. Af en toe ontblootte de Schedelmerrie uit pure frustratie haar tanden, alsof ze haar eigen lijf stuk zou kunnen bijten wanneer het weer aankwam met een nieuwe steek. Ze trippelde op de voorkant van haar hoeven om hetgeen wat zich in haar lompe poten bevond een beetje te sparen - tot dusver verliep dat werkelijk waar waardeloos. Tot dusver was ze enkel en alleen nog maar meer gemarteld door de stijfheid van het slapen. Op het eerste gezicht had Nar er weinig van begrepen, want hoe kon één van de meest perfecte bezigheden in deze wereld in vredesnaam leiden tot deze gruwelen?
Tot overmaat van ramp was dat niet het enige. Uiteráárd was dat niet het enige, want een ongeluk kwam nooit alleen. Ze was zo hengstig als hengstigheid maar zijn kon. De geur zwemelde om haar heen zoals een bij om zo'n vervloekt gele paardenbloem heen zoemt. Verschrikkelijk. Dat ging natuurlijk gepaard met de nodige stemmingswisselingen. Stemmingswisselingen? Welke stemmingswisselingen?
Tot nu toe had ze enkel de stemmingswisseling gehad van chagrijnig naar extreem humeurig naar nukkig. In ieder geval was haar pessimistische kant weer eens goed aangewakkerd door deze omstandigheden. Maar iemand haar ooit verteld dat zelfs dit te overleven was. Nar vroeg zich desondanks keer op keer af hoe ze dat in vredesnaam voor elkaar gekregen had,
De gitzwarte merrie had letterlijk alles overwogen. Misschien was het een optie om zo hard knock-out te gaan dat ze door die paar dagen van de maand heen sliep. Het klonk als een ideale oplossing, maar Nar had tot dusver nog niemand bereid gevonden haar een beste dreun te geven die haar in één keer bewusteloos gemaakt had.
Allicht had dat te maken met het feit dat ze en andere levende wezens ontweek en dat ze gezworen had iedere idioot die haar enkel een hersenschudding bezorgen zou persoonlijk te villen. Het leek haar sterk dat ze met haar 1.50 er ook indrukwekkend genoeg uitgezien had om dat dreigement ook als een dreigement te laten klinken.
Het was ongetwijfeld haar schedel geweest die de anderen - AUW! - de stuipen op het lijf gejaagd had.
Grauwend liep ze verder terwijl ze zo nu en dan een pijnlijke snuit trok zo gauw ze weer een nieuwe schok kreeg van haar tergend irriterende pezen. Om de minuut stond ze vijf seconden stil, sloeg een nieuwe grom uit voordat ze zichzelf weer in staat achtte verder te lopen zonder alles af te branden. Scheldend, vloekend en tierend liep ze verder. Af en toe ontblootte de Schedelmerrie uit pure frustratie haar tanden, alsof ze haar eigen lijf stuk zou kunnen bijten wanneer het weer aankwam met een nieuwe steek. Ze trippelde op de voorkant van haar hoeven om hetgeen wat zich in haar lompe poten bevond een beetje te sparen - tot dusver verliep dat werkelijk waar waardeloos. Tot dusver was ze enkel en alleen nog maar meer gemarteld door de stijfheid van het slapen. Op het eerste gezicht had Nar er weinig van begrepen, want hoe kon één van de meest perfecte bezigheden in deze wereld in vredesnaam leiden tot deze gruwelen?
Tot overmaat van ramp was dat niet het enige. Uiteráárd was dat niet het enige, want een ongeluk kwam nooit alleen. Ze was zo hengstig als hengstigheid maar zijn kon. De geur zwemelde om haar heen zoals een bij om zo'n vervloekt gele paardenbloem heen zoemt. Verschrikkelijk. Dat ging natuurlijk gepaard met de nodige stemmingswisselingen. Stemmingswisselingen? Welke stemmingswisselingen?
Tot nu toe had ze enkel de stemmingswisseling gehad van chagrijnig naar extreem humeurig naar nukkig. In ieder geval was haar pessimistische kant weer eens goed aangewakkerd door deze omstandigheden. Maar iemand haar ooit verteld dat zelfs dit te overleven was. Nar vroeg zich desondanks keer op keer af hoe ze dat in vredesnaam voor elkaar gekregen had,
De gitzwarte merrie had letterlijk alles overwogen. Misschien was het een optie om zo hard knock-out te gaan dat ze door die paar dagen van de maand heen sliep. Het klonk als een ideale oplossing, maar Nar had tot dusver nog niemand bereid gevonden haar een beste dreun te geven die haar in één keer bewusteloos gemaakt had.
Allicht had dat te maken met het feit dat ze en andere levende wezens ontweek en dat ze gezworen had iedere idioot die haar enkel een hersenschudding bezorgen zou persoonlijk te villen. Het leek haar sterk dat ze met haar 1.50 er ook indrukwekkend genoeg uitgezien had om dat dreigement ook als een dreigement te laten klinken.
Het was ongetwijfeld haar schedel geweest die de anderen - AUW! - de stuipen op het lijf gejaagd had.