Je bent niet ingelogd. Log in of registreer je

I will always return. // open

3 plaatsers

Ga naar beneden  Bericht [Pagina 1 van 1]

Kay

Kay

I've seen every sunset.
And with all that I've learned.
It's to you
I will always, always,
Return.

Krachtige galoppassen hielden de bonte gedaante in beweging. Zijn oren waren naar achter gericht, en zelf in het koudste seizoen in het jaar, was het op de prairie heet. Ze zon brandde op zijn rug, en er was geen wolk in de hemel te bekennen. Hij snoof eens, drukte zijn neus tegen zijn borstkas aan, en maakte weer een grote galopsprong om hem door te laten gaan. Al van veraf kon je zijn naderende galoppassen die op de aarde dreunden horen. Hij was weer waar hij ooit was gekomen. Iets langer dan een anderhalf jaar was hij weg geweest. En nu was hij weer teruggekomen. Sterker. Groter. Een volwassen paard keek je nu tegenop. Niet naar een kleine jaarling waarbij de manen recht omhoog stonden. Zijn witte staart wapperde achter hem aan als een vlag, en zijn manen werden omhoog gegooid door zijn galoppassen. Maar geen zuchtje wind die ermee speelde. En dat miste aan dat bijna perfecte plaatje.
Hij was een korte tijd weggeweest. Enkel een jaartje. Misschien bijna twee jaar. Hij wist dat hij nu drie jaren oud was. En dat was het teken dat hij volwassen was geworden. Al zal hij pas honderd procent volgroeid zijn op zijn vierde levensjaar. Hij was groot voor een doorsnee Welsh pony. Hij kon sneller over de prairie denderen dan een doorsnee Welsh pony. En hij was groter dan zijn ouders. Daar was hij heen gegaan op zijn reis buiten Dream Horses. Hij was de kudde zat, en er gebeurde niet veel. Al wilde hij weer terugkomen bij de Horcrux. Hij wilde ze nu wel zien spreken. En vooral die Deina. Een sluw lachje verscheen op zijn gezicht. Zou de merrie er überhaupt nog zijn? De kudde? Vast wel. Maar bij zijn bezoek bij zijn ouders was iedereen verbaast geweest. Dát hij was teruggekomen. En hij was veel sterker dan de jaarling die bij hun vertrok. De kudde was precies het zelfde gebleven, en na welgeteld 5 uren, drieëntwintig minuten en twaalf seconden was hij alweer uitgekeken. Hij vertrok weer, opzoek naar meer spanning. En dát vond hij. Snel kwam hij een andere kudde tegen. Vol paarden, die neutraal van aard waren. Die tenminste niks wisten van goed en slecht. Hij als alweer bijna twee jaar had het ze uitgelegd. En ze kozen allen zijn kant. De slechte kant. Al was de leider nog niet helemaal zeker van de intelligentie van de twenter. Hij had een prima tijdje daar. Hij had de paarden op de goede weg geholpen, en toen zijn werk erop zat, vertrok hij weer. Hij was alweer bijna drie jaar, en wilde terug naar Dream Horses, opscheppen tegen Deina over zijn daad dat hij hij de Dood meer in de wereld had gestrooid. En daarom was hij weer terug. Al had hij spijt van zijn reis, op de ene gebeurtenis na. Hier was de sensatie toch iets meer van toepassing.
Zijn oren draaiden iets rond. Hij dacht dat hij iets hoorde. Hij ging over in een draf en zijn oren draaiden enthousiast in de rondte. Wás hier nou iemand. Zijn vacht glom van het laagje zweet wat erop te vinden was. Hij snoof eens. Zijn hoofd draaide in het rond, en geërgerd zwaaide hij met zijn staart tegen zijn flank aan. Toen hij ervan overtuigd was dat er niks was, gooide zijn gewicht omhoog. Hij stond op zijn achterbenen, en hij maaide met zijn voorbenen door de lucht. Hij hinnikte eens luid. Iedereen mocht weten dat hij er weer was. Met een luide plof kwamen zijn hoeven weer terecht in het dorre gras. Hij galoppeerde weer soepel aan. en het tempo was nog hoger dan die daarvoor.

Duvessa

avatar

Was het omdat ze ouder werd. Was het omdat ze steeds brutaler werd, steeds meer een bitch? Of was het gewoon door de woede die in haar op borrelde. Dat ze deze merrie nu aan stukken scheurden? Het bloed sijpelde langs haar mond. Viel in kleine rode plasjes op de grond. Terwijl ze weg rende, het dode lichaam achter latend. Ze had erom gevraagd. Duvessa was ouder geworden, en had gemerkt hoe de merrie zich had verzet. Had gemerkt hoe de merrie zich had verzet door de dood. Maar niet had gewonnen. Ze had de angst van de merrie geroken, heerlijke geur was dat. Angst. De angst van paarden. Duvessa was nu inmiddels al twee en een half jaar. Haar spieren rolde onder haar ondanks de winter, gladde huid. Haar witte lichaam flitste over de prairie. En het enige wat je zou zien was een witte flits. Bij wijs van spreken. Sommige noemde haar slap, of sloom, of klein, of dom. Maar dat was ze geen van allen, Duvessa was sterk, snel, groot voor haar leeftijd, en juist uiterst intelligent. Ze werd steeds brutaler tegen haar moeder, al wist die dat zelf nog niet. Duvessa begon meer in te zien, zo begon ze in te zien dat die gevlekte koe toch gelijk had, de dag van de geboorte van Anaïs.

Over bonte koe gesproken, er kwam een geur in het gebied op. Die Duvessa vaagjes aan hem deed denken. Maar dat kon toch niet, Kay was al heel lang uit DH. Waarom zou hij terug komen? Duvessa schudde haar hoofd. Versnelde weer, en zag alles in een flits dichterbij komen. In een mum van tijd moest ze weer stoppen, haar neus raakte bijna die van Kay aan. Even stond ze daar zo. Haar neus dicht bij die van hem. In haar ogen stond een soort van eigenwijze, uitdagende gloed. Die Kay waarschijnlijk wel opviel. Haar ogen doorboorde als het ware die van hem. Toen kwam ze in beweging, langzaam stapje voor stapje zette ze een paar passen naar achteren. Haar gezicht was nog net zo emotieloos als altijd. Alleen was er een soort van eigenwijze, brutale gloed te vinden in haar houding. ''Ik neem aan dat je me nog kent, Kay.'' Dat laatste, zijn naam sprak ze met lichte uitdaging uit, lichte brutaliteit. Kay was vast ook wel opgevallen dat ze anders was, zeker dat ze ouder en groter was. Ook dat ze anders deed, net iets meer brutaliteit had, iets waar ze vroeger vaak voor geprezen werd. Net iets eigenwijzer was. Niet iets slechter, net iets slimmer. Dit alles was nog steeds aan het groeien. Tot ze later een puur slecht paard zou worden.

Rammstein

Rammstein

WE ARE THE IRON CHILDREN
I will always return. // open GW600H31

De gouden kleur die haar irissen hadden werden versterkt door de weerkaatsing van de sneeuwkristallen. De witte sneeuw werd bevorderd door zonnestralen die voor een weerkaatsing zorgde. De witte schim bewoog zich traag, deed de moeite niet in een hoger tempo vooruit te bewegen. De schaafwonden die zich over haar hele lichaam bevonden waren voor anderen beangstigend; voor haar waren het niet meer dan eeuwige herinneringen.
Haar hoofd hing laag, de felle kleur van de zon verwijtend. De andere dieren verwijtend, de pracht en praal van de natuur verwijtend, het leven verwijtend. Ondanks de trage passen bonkte haar hart stevig onder haar dunne vacht. Hoe tevreden de vogels hun liederen wisten te verspreiden door de open vlakte - hoe meer de hartkloppingen en het geanstige geadem leek te overheersen. Niet dat dit anderen op zou vallen, echter zij wist haar emotie te kunnen inschatten der teken van haar hart.
De houding van het paard vertoonde geen enkele emotie. Toonde beeld van een doodnormale merrie die zich tot middagsrust behoedde. Dit was een masker. Het was allemaal een grote leugen. Maar het was nodig dat ze telkens weer een masker opzette, leugens verspreidde en broodje-aap-verhalen rondkwekte alsof haar leven ervan af hing. Haar leven hing hier letterlijk vanaf. En niemand die daar achter mocht komen.
Niet dat het gebonden touw, wat ook wel een speciale versie van een hoofdstel wordt genoemd in de humaanse taal, geen enkele reactie uitlokte. Dit deed dit echter wel, het was verdacht. Misschien te verdacht. Maar het maakte niet uit: ze was hier veilig. Haar geheim was hier veilig, achter slot en grendel. Niemand zou achter haar plannen, obsessies en wraak komen. De afgebroken teugels hingen als twee dorre slierten langs haar lichaam en tikte telkens herhalend tegen haar benen. De klappen deden haar niets, zoals gewoonlijk.
"Oh mani padme hum." Haar stem klonk zoals altijd vervuld met een eerbiedige, noch rustige toon. De moeite die anderen er normaal voor zouden doen hun stem anders te laten klinken dan dat het van nature was, ging haar gemakkelijk af. Een grijns sierde haar lippen, een angstaanjagende twinkeling in haar ogen zorgden voor een wrede stemming. Het was tijd, tijd voor een nieuw spel. De aroma van twee bezoekers versterkte per minuut, per stap. Horcrux - iets waar ze vrijwel zeker van was.
"Hallo, bewoners van deze wereld." Sprak ze enkel. De woorden waren hard, ondoordringbaar. Bijzonder, misschien zelfs raar. Het maakte ook niet uit, het was tijd voor "het masker".

Kay

Kay

Hij zwiepte zijn witte staart eens tegen zijn bonte flank aan. Een geur was in het gebied gekomen, en hij herkende deze niet. Niet op het eerste gezicht. Hij was hier ook al lang niet geweest, maar de bewoners konden even goed hetzelfde zijn gebleven. Nieuwe zouden hier een leven begonnen zijn. Hij ist het ook allemaal niet, maar het deerde hem ook allemaal niet. Opeens hoorde hij de passen van een ander paard, en zijn ogen vlogen open. Opeens zag hij een witte merrie voor hem opdoemen. Hij plantte zijn hakken in de aarde en kwam wat hobbelig tot stilstand. Hij gooide zijn hoofd omhoog. Keek de witte merrie vurig aan. ‘Kijk eens uit je doppen ja!?’ zij hij vurig. Hij stond vlakbij de merrie, die hem alleen maar vreselijk arrogant aankeek. Hij hief zijn hoofd in de luch en rolde toen ogen overdreven, zodat ze merrie dat wel zou moeten zien. Hij krulde zijn hals weer, zodat hij zijn voorhoofd bijna dat tegen die van de merrie aan kon duwen. Keek met een arrogante blik, precies zoals zei dat deed. ‘Boe,’ zei hij even onverschillig. Hij hief zijn hoofd pas weer toen de merrie braaf naar achteren was gelopen. Hij zuchtte even. Wilde weer verder gaan. 'Ik neem aan dat je me nog kent, Kay.' Zei de merrie toen. Zijn naam op die vreselijke arrogante manier uitsprekend. Zij wist misschien zijn naam, hij hare niet. Zijn wenkbrauwen gingen even omhoog toen hij haar aankeek. Hij kwam langzaam in beweging en zwiepte weer zijn witte staart tegen zijn flank. Hij liep langs de merrie heen, haar in zich op nemend. Toen hij weer voor haar stond keek hij haar licht vragend aan. ‘Is het de bedoeling dat ik jou ken?’ zei hij op een onverschillige toon. Zij kwam hem niet eens bekend voor.
De komst van een ander paard merkte hem op. Zijn oren draaiden zich richting het zachte geluid van hoeven die zich op de grond plaatsten. Hij draaide zijn hoofd mee en zag een grijze gedaante die eraan kwam. Fijn, nóg meer bezoek. Hij schraapte eens verveeld met zijn hoef over de grond. Zijn ogen gingen van de witte merrie, naar de grijze gedaante.
Het dier had zich bij het groepje toegevoegd. Zijn ogen vlogen met interesse over haar lichaam heen. Ze was dan ook wel een erg vreemde gedaante. Een boel touwen had zich om het hoofd en de hals van de merrie heen. En een raar stuk ijzer had ze in haar mond. "Hallo, bewoners van deze wereld." zei ze toen. Met lichte verbazing vroeg hij zich af hoe ze kon praten met dat ding in haar mond houdend. De merrie was bezaaid met wonden. Hoe kreeg ze dat voor elkaar? ‘Uhum..’ zei hij. Hij keek nog even naar de merrie haar ding. ‘Hoe heb je dát ooit voor elkaar gekregen?’

Duvessa

avatar

Duvessa neuriede zachtjes. Wachtend op het antwoord van de hengst, keek ze onschuldig om haar zelf heen. Tot haar ogen zich weer arrogant, en brutaal in die van de hengst priemde. Ze hoorde met één luisterend oor zijn woorden aan. ''Jij bent hier de gene die zo belachelijk hard komt aan rennen, en dan tegen mij begint te praten, over zichzelf. En dan moet ik uit me doppen kijken?'' Vroeg ze poeslief, ze zuchtte toen weer. En liet haar hoofd weer verveeld hangen. Ze zwaaide even met haar staart tegen haar flanken. Het was een gewoonte geworden, de vliegen waren er namelijk lang niet meer. ''Moet ik nou serieus begrijpen, dat jij eerst gaat lopen schreeuwen met je stinkende adem, en daarna boe gaat zeggen. Alsof ik nu nog schrik?'' Ze trok eventjes haar wenkbrauwen op. ''Alsof iemand bang voor jou zou moeten zijn.'' Merkte ze daarna droogjes op. Toen de hengst klaar was met zijn rondje, liep Duvessa haar rondje even. Naast zijn lichaam kwam ze tot stilstand. ''Triest.'' Zei ze kalm. ''Duvessa, is en was de naam. Dochter van Deina, wij vonden elkaar zo vreselijk aardig vroeger.'' Bij dat laatste droop de sarcasme van haar stem af. Toen kregen ze, tot haar grote ergernis, bezoek van een ander paard. Een grijze merrie, met een vreemd ding om haar nek. Duvessa keek er gefascineerd naar. ''En wat mag het zijn.'' Duvessa snoof even, er was een aardig eigenaardige geur rond getrokken. Duvessa keek even bedenkelijk, stapte toen naar voren, en snoof even. Haar neus dicht bij de hals van de merrie. Gat, dat ding stonk man. ''En wat mag het zijn?'' Vroeg Duvessa bewonderend, terwijl ze naar achteren liep.

Rammstein

Rammstein

YOUR MAGNIFYING GLASS
I will always return. // open GW302H30

Ze bleef staan, bleef kijken. Haar ogen gingen volledig op bij het aanbeeld van de twee paarden. Een in hengstenvorm, de andere behoorde tot haar geslacht. Dit maakte niets uit: beiden kwamen overeen. De twee dieren stonden nog geen meter van elkaar verwijderd en leken elkaar uit te dagen op een eigenaardige manier. Ze kon er meteen aan binden dat hun iets tegen elkaar hadden. Raak: alweer iets wat haar niets uitmaakte. Naar haar mening stond deze dag haar merkwaardig aan. De sneeuwvlokken die voor een wit deken op de grond zorgde wat ijskoud tegen de verbrande onderbenen prikten, de grijzige kleur van de lucht. Nee: slechtgehumeurde of geaarde paarden waren niet meteen gekoppeld aan slecht weer. Ja: háár stemming kleurde opmerkelijk mee met de kleuringen en veranderingen van het weer. Het was te vergelijken met het masker. Elke keer een ander verleden, gedaante. Maar het ultieme uiterlijk bleef hetzelfde. Dit was bij beide gevallen zo.
De hengst begon met praten. Hij leek de geur van de merrie genoeg te vinden, richtte zich tot haar. Een stem die haar zou moeten deren, deerde haar zoals verwacht niets. Ze luisterde enkel, toonde nog steeds geen emotie. Alleen de ondoordringbare lach nam nog steeds plaats op haar gezicht.
"Het benodigd enkele ervaring." was het enigste wat ze uitbracht. Ze bewoog niet - staarde enkel. Hetgeen wat ervoor gezorgd had dat ze het trieël rondom haar hals gewikkeld had ging buitenstaanden niets aan. Het zou alles verraden. De grootste informatie over de merrie zou verklapt worden. Nu begon de merrie haar mond open te doen en ontdeed de stilte door te praten. Ook deze woorden doelden op hetzelfde: afvragend hoe hun gezelschap verdrongen kon zijn in een cirkel van touwen.
"Wat mag het zijn? Je kunt het benoemen met de benaming die jij gepast vind." Bij de woorden die ze uitsprak bewoog haar mond zoals gewoonlijk. Hierdoor werd het bit in haar mond aangedreven en begon met lichte, onvoelbare tikken tegen haar tanden te klakken. De grijns verbreedde zich lichtjes, maar de rest van het lichaam bewoog nog steeds niet. Leek van ijzer, van steen. Doodstil staand. Telkens bleef het bezoek dat ze tijdens haar reis tegenkwam haar verbazen. De uitdaging die zich elke dag, elk uur, elke minuut bleef herhalen leek een soort spel. Een ingewikkeld spel, waarvan ze de touwtjes zelf in handen had. En het was heerlijk het te combineren met haar eigenaardige, ingenomen moordlust waar niemand enige verdenking van had. "En, viervoeters: zou ik mogen vragen welke benaming tot jullie behoord?"

Gesponsorde inhoud



Terug naar boven  Bericht [Pagina 1 van 1]

Permissies van dit forum:
Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum