Nooit maar dan ook nooit zou hij hier komen als het geen winter was. Het was hier te vrolijk, te lief en te zoet naar zijn zin. Maar nu het winter was en de bloemen doodgevroren waren en de dieren en insecten zich teruggetrokken hadden had deze plek wel iets. Het eens zo levendige veld lag en nu ijzig en doods bij. Wat genoot hij toch van de winter. Mede doordat hij zelf midden in de winter was geboren. In het meest noordelijke punt van de wereld ver weg van DH. Daar was het 's winters nog kouder dan hier op de sneeuwvlaktes en de ijsgrotten. Vandaar dat hij dus wel wat gewend was. Toch bleef hij het ook hier aangenaam vinden in de winter. Vele paarden zochten nu schuilplaatsen op om zo warm en droog te zitten. In tegenstelling tot hem. Nee, Azacar wilde DH zien in de winter. Zoals het eigenlijk altijd hoorde te zijn. Hij ademde uit en een witte wolk omringde zijn hoofd. Twee ijzig blauwe ogen staarden over het veld. Het bevroren veld. Zo koud als zijn hart was, zo doods en bevroren. Een evenbeeld met de bloemen hier. Maar die hadden eens geleefd. Hij niet. Nooit had hij leven in zijn kille hart gevoeld. Sinds die dag. Die dag dat hij Pablo ontmoette. De merrie had meer teweeg gebracht dan hij ooit had kunnen vermoeden. Het gevoel dat hij leefde was al sterk maar nu sterker dan ooit. Want het ware besef dat zij de zijne was drong nu tot hem door. Azacar stijgerde en hinnikte luid, een machtig bulderend geluid dat weergalmde over het gebied. Een duidelijke roep naar één bepaald paard, Pablo. Want dit prachtige uitzicht wilde hij alleen met haar delen. Af en toe draaiden zijn oren naar voren als hij dacht iets te horen. Verder tuurden zijn ijsblauwe ogen over de omgeving totdat hij de crémekleurige bijna witte merrie zag naderen, wat moeilijk zou zijn in die witte sneeuw.
[Pablo&Azacar!]
[Pablo&Azacar!]