Een luide bries weerklonk over de grote omgeving. Tranen vulden de ogen van de witte merrie. De plaats waar haar leven omzeild was, en waar ze haar ziel verloor. Hier was de plaats waar haar moeder haar alleen liet, zonder emotie, gewoon alleen. Nog steeds begreep de witte merrie het niet. Als veulen, in de koud, zonder iets of wat. Onbegrijpbaar voor de merrie, dat was duidelijk te zien aan het gedrag dat ze vertoonde. Wat zou Chipsy in haar leven nog kunnen bereiken als ze zelf haar moeder niet meer had. Eigenlijk wist ze niets af van haar vader, maar dat liet haar koud. Haar moeder, dat was belangrijk! Het maanlicht zorgde voor een schittering net als diamanten op het meer. De vele struiken en bomen die er naast stonden zorgden ervoor dat het meer goed in zicht was en op sommige plekken wat schaduw was. Even liet Chipsy een glimlach zien. Maar die verdween algauw toen ze daar plots een dood karkas naast het meer zag liggen. Ze ging dichterbij en viel plots flauw achterover. Haar hoofd raakte de grond en zorgde ervoor dat ze bijna geen adem kreeg. "M-mama!!!" Kon ze alleen nog maar uitbrengen. Haar moeder lag dood, dood aan de kant van het water. Hoe kon dit, wat is er gebeurt?! De merrie kon op dit moment niets doen, haar ziel was weg, weg van de wereld. Was haar leven eigenlijk nog wat waard. Het was bijna nuteloos. 'A soul that is lost, nothing is worth ...' Herhaalde Chipsy zonder besef telkens en telkens opnieuw in haar hoofd. Hierbij hoopte ze dat ze zou sterven, weg van die erge wereld, weg van alles...
{Ze is niet dood, Lange post zijn verreist!}
{Ze is niet dood, Lange post zijn verreist!}