[De titel klonk gewoon mooi, zit verder geen betekenis achter :3]
Hoeven werden in een ritmisch tempo op de stenen ondergrond gezet. De spieren onder zijn spierwitte vacht bewogen soepel. Kleine steentjes rolden naar beneden, maakten koprollen, stuiterden en kwamen uiteindelijk stil te liggen. Er stond een harde wind, die de weinige bomen die er stonden deden buigen. Op het moment dat Ven keek, boog er een boom te ver door en knakte doormidden, waarna het bovenste gedeelte met veel gekraak tegen de grond sloeg. Hoewel het vlakbij gebeurde, keek Ven er niet van op en stapte in hetzelfde tempo verder. Hij had geen doel, geen bestemming. Hij wist dat dit het gebied van de Black Rose was, maar eerlijk gezegt kon het hem weinig schelen, ook al zat hij nu bij Azacars kudde: Bleeding Soul. De kudde beviel hem tot nu toe prima, eigenlijk had hij er nog niks voor hoeven doen. De afgelopen weken had de grote hengst zich afzijdig gehouden van de anderen. Wel had hij geruchten gehoord, over een naderende oorlog, maar hoe betrouwbaar waren geruchten? Hij zou het zelf wel zien, als het zo ver was. In de solitaire weken had hij geen enkel ander paard ontmoet. Of het toeval was of niet, hij was simpelweg niemand tegengekomen. De witte hengst liet zijn lege blik over de omgeving glijden. Er was weinig te zien, behalve stenen, rotsen en de Drakenberg. De wind floot tussen de kieren van rotsen door en zorgde voor een aanhoudend, jammerend gehuil. Vens manen en staart werden wild heen en weer geblaast, maar de hengst gaf er niet om. Waarom zou hij ook? De Drakenberg kwam ondertussen steeds dichterbij. Vengeance wijzigde zijn richting iets, zodat hij langs de berg zou kunnen lopen. Het had simpelweg geen zin om de berg óp te gaan lopen, als je er ook lángs kon. Plotseling bleef de hengst echter staan. Zijn lichaam stond doodstil, bewegingsloos; enkel de wind zorgde ervoor dat zijn manen en staart heen en weer geslingerd werden. Zijn hoofd stond hoog geheven, zijn neusgaten wijd opengesperd, zijn witte oren plat in zijn nek gedrukt. Had hij nou iets geroken, of was het een oud spoor? In een trage beweging draaide zijn hoofd. Er moest hier wel iemand zijn. De hengst glimlachte sarcastisch. Jippie. Gezelschap. Hij liet zijn hoofd weer tot normale hoogte zakken en begon in hetzelfde ritmische tempo verder te stappen.
Hoeven werden in een ritmisch tempo op de stenen ondergrond gezet. De spieren onder zijn spierwitte vacht bewogen soepel. Kleine steentjes rolden naar beneden, maakten koprollen, stuiterden en kwamen uiteindelijk stil te liggen. Er stond een harde wind, die de weinige bomen die er stonden deden buigen. Op het moment dat Ven keek, boog er een boom te ver door en knakte doormidden, waarna het bovenste gedeelte met veel gekraak tegen de grond sloeg. Hoewel het vlakbij gebeurde, keek Ven er niet van op en stapte in hetzelfde tempo verder. Hij had geen doel, geen bestemming. Hij wist dat dit het gebied van de Black Rose was, maar eerlijk gezegt kon het hem weinig schelen, ook al zat hij nu bij Azacars kudde: Bleeding Soul. De kudde beviel hem tot nu toe prima, eigenlijk had hij er nog niks voor hoeven doen. De afgelopen weken had de grote hengst zich afzijdig gehouden van de anderen. Wel had hij geruchten gehoord, over een naderende oorlog, maar hoe betrouwbaar waren geruchten? Hij zou het zelf wel zien, als het zo ver was. In de solitaire weken had hij geen enkel ander paard ontmoet. Of het toeval was of niet, hij was simpelweg niemand tegengekomen. De witte hengst liet zijn lege blik over de omgeving glijden. Er was weinig te zien, behalve stenen, rotsen en de Drakenberg. De wind floot tussen de kieren van rotsen door en zorgde voor een aanhoudend, jammerend gehuil. Vens manen en staart werden wild heen en weer geblaast, maar de hengst gaf er niet om. Waarom zou hij ook? De Drakenberg kwam ondertussen steeds dichterbij. Vengeance wijzigde zijn richting iets, zodat hij langs de berg zou kunnen lopen. Het had simpelweg geen zin om de berg óp te gaan lopen, als je er ook lángs kon. Plotseling bleef de hengst echter staan. Zijn lichaam stond doodstil, bewegingsloos; enkel de wind zorgde ervoor dat zijn manen en staart heen en weer geslingerd werden. Zijn hoofd stond hoog geheven, zijn neusgaten wijd opengesperd, zijn witte oren plat in zijn nek gedrukt. Had hij nou iets geroken, of was het een oud spoor? In een trage beweging draaide zijn hoofd. Er moest hier wel iemand zijn. De hengst glimlachte sarcastisch. Jippie. Gezelschap. Hij liet zijn hoofd weer tot normale hoogte zakken en begon in hetzelfde ritmische tempo verder te stappen.