Zijn brede hoeven lieten duidelijke sporen achter op de modderige ondergrond. Zijn benen waren al meer bruin dan wit geworden. Ven keek kalm om zich heen. Hij vreesde geen gevaar, maar hij hoorde vaag in de verte het geluid van stromend water. Maar naar welke kant precies? Zijn hoofd draaide een keer naar links, en besloot dat als het echt een rivier was, hij die vroeg of laat toch wel tegen zou komen. Hij stapte weer verder. Het was lekker weer. Eigenlijk was het aardig warm, maar door de zachte wind bleef het aangenaam.
Uiteindelijk werkte hij zich door de laatste bomenrij heen en zag de rivier voor zich. Het was hier te gevaarlijk om te zwemmen. Het was niet zo diep, maar juist daardoor had het water een grote snelheid. Bovendien, zag hij na een korte inspectie, lagen er verschillende keien in het water. Nu beperkte hij zich tot het uitstrekken van zijn hals. Gulzig dronk hij. Het water was lekker hier, fris. Toch had hij het gevoel dat er iemand in de buurt was. Maar de hengst was niet bang voor gevaar, de meesten zouden wel uitkijken hem zomaar aan te vallen. Als het moest, was hij meedogenloos. Soms ook als het niet moest. Pas na een hele tijd hief hij zijn hals op om te kijken wie zijn bezoeker was.
Uiteindelijk werkte hij zich door de laatste bomenrij heen en zag de rivier voor zich. Het was hier te gevaarlijk om te zwemmen. Het was niet zo diep, maar juist daardoor had het water een grote snelheid. Bovendien, zag hij na een korte inspectie, lagen er verschillende keien in het water. Nu beperkte hij zich tot het uitstrekken van zijn hals. Gulzig dronk hij. Het water was lekker hier, fris. Toch had hij het gevoel dat er iemand in de buurt was. Maar de hengst was niet bang voor gevaar, de meesten zouden wel uitkijken hem zomaar aan te vallen. Als het moest, was hij meedogenloos. Soms ook als het niet moest. Pas na een hele tijd hief hij zijn hals op om te kijken wie zijn bezoeker was.