Boots trippelde uitgelaten over de Prairie heen, een uitgestrekte vlakte bestaande uit zand, een dunne laag beplanting en prairiehonden die er verdomd veel voorkwamen. Het was bijna het Walhalla te noemen voor die beesten. Boots brieste en versnelde. Ze spande haar spieren aan en zette veerkrachtig af van de grond. Het deed bijna pijn aan haar gewrichten als je keek hoe hard ze het deed. Ze voelde haar spieren protesteren, maar genoot van de harde wind die door haar manen blies. De gedachten spoelden door haar hoofd heen en kwamen angstig dichtbij. Ze dacht na over wat ze anderen had geflikt en bedacht zich toen dat ze zich dat helemaal niet wilde herinneren. Boots snoof en sloot haarzelf af ervan en dwong haar benen sneller te gaan. Verdomme, waarom kon ze het beeld van Saten die haar hatend aankeek niet van haar netvlies afkrijgen? Waarom kwam het beeld dat ze had van haarzelf als veulen bij een merrie, een bonte, niet wegkrijgen? Waarom kwamen in godsnaam nu alle herinneringen na boven? Gewoon er simpel voor weglopen was lastiger dan ze had gedacht en hoewel ze het verdomd graag wilde, wist ze dat ze uiteindelijk alleen haarzelf er mee had. Boots pufte een keer en droop van het zweet dat over haar vacht glansde. Ze hijgde en voelde zichzelf daardoor een zwakkeling. Uiteindelijk stopte ze. Haar borstkas ging als een razende tekeer om voldoende zuurstof in haar longen te pompen. Terwijl ze nog steeds hijgde, merkte ze dat ze terug dacht aan eerder, hoe ze samen met een bruine Arabier op het veld speelde terwijl beide ouders een gesprek voerden over hoe lastig ze wel niet waren. Dat ging dan uiteraard voornamelijk over Boots.
[Patience]
[Patience]