Bibberend stond de hengst stil. Hij snoof en een witte wolk van adem vormde als vuur een schaduw om hem heen. Hij haalde zijn hoef zachtjes uit het ijs en stapte voorwaart door, in hoop dat hij het minder koud zou krijgen. Mompelend, floekend, liep hij door een grot. Een ijsspegel hing vlak boven zijn hoofd, toonde zijn spiegelbeeld en raakte zijn voorpluk licht, toen hij er onder door liep. Het vormde geen wond of pijnsteek, maar toch hield hij zijn hoofd wat lager, gewoon, uit voorzorg. Zwiepend met zijn staart probeerde hij het nogmaal warmer te krijgen, een onmogelijke uitdaging. Oh, wat was het toch koud. Hij struikelde over een blok ijs, floekte eens hard en liep toen half hinkend verder. Oh, hij had zijn dag niet, echt niet. Gelukkig zat zijn humeur hem nog wel mee en hij had gelukkig ook geen bad haird day, niet dat hem dat als hengst zou intreseren, hij maakte zich totaal niet druk over zijn haar, integendeel, al zou zijn haar er af branden, het zou hem alleen maar minder van last zijn. Ah, brand, vuur, dat had hij nu wel nodig. Zijn zomer vacht was nog steets bezig over tegaan naar zijn herfst jasje, maar zijn vacht werkte zoals gewoonlijk niet mee. Klapper tandend hoorde hij hoefstappen, of het was zijn verbeelding. ''Hallo?'' Zijn stem galmde door de grot en weerkaatste uiteindelijk. ''Allo''. Fijn, wat had hij toch weer een schore stem. Nog steets mompelend en strompelend liep hij verder, verder de grot in..
[Sullerd!]
[ 39. Ijsgrotten. ]
[Sullerd!]
[ 39. Ijsgrotten. ]