As faith for the future faded fast
She grows strong with their displeasure
It sets her free
Haar voorbenen werden krachtig naar voren gezwaaid, haar achterhand trad goed onder; haar hals gebogen, oren plat in haar nek, hals opgekruld. Een brede, wrede grijns op Sinéads gezicht. Om haar heen was de verwoesting zichtbaar. Het leek alsof er een blikseminslag was geweest, nog niet zo lang geleden. De merrie snoof de lucht in; deze beviel haar zeker wel. Her en der leek het alsof er zelfs nog wat planten stonden na te roken. De vallei was rotsig, met af en toe een beekje. In het midden, als oriëntatiepunt, stond de vulkaan. Ze was in een nieuw gebied terecht gekomen. Een nieuw gebied vol andere paarden. En vooral: Slachtoffers. Dat was waar haar hele zoektocht om draaide, al van jongs af aan. Sinéad hief haar hoofd en uitte een schil gehinnik - hoog, hard en helder. Een uitdaging voor iedereen die zich in een directe schaal van haar bevond. De grijns verdween niet toen ze aangaloppeerde, vol energie het onbekende tegemoet tredend. Ze was dringend op zoek naar vermaak. Ondanks haar karakter, was ze niet graag alleen. Veel liever hield ze ervan anderen te zien lijden, schreeuwend om hulp, terwijl ze de wanhoop in hun ogen zag. Hoeveel slachtoffers had ze al gehad? Veel, te veel om te tellen. Maar ze kreeg er nooit genoeg van. Het gevoel van macht, van euforie. Het was een kunst, om hen zo lang mogelijk te laten lijden; het moment van de dood zo lang mogelijk uit te stellen. Ze had er geen moeite mee iemand aan te vallen die duidelijk zwakker was dan zijzelf. Iemand die sterker was over het algemeen ook niet. Ze zou nooit opgeven, ze zou vechten totdat de dood haar zou omarmen. Haar goedgetrainde spieren rolden zichtbaar onder haar zwarte vacht; langzaam vertraagde haar tempo. Haar enige eis was dat ze er enige lol aan kon beleven. Bloed, pijn, lijden, de dood - dát was wat ze wilde zien. Met haar hoofd trots opgeheven gleed haar scherpe blik over de omgeving. Even trok de grijns weg en ze snoof geïrriteerd. Haar rechterhoef stampte ze met kracht de grond in. Wáárom waren hier geen anderen? Bloed, dood, pijn! Haar tanden ontblootten zich een beetje, woedend was ze. WAAR?! Vanaf stilstand zette ze zich krachtig af en sprong ze aan in galop; binnen een paar passen had ze al zoveel snelheid gemaakt dat ze in een rengalop zat. Ondertussen bewoog haar hoofd schokkerig van links naar rechts, op zoek naar het kleinste teken van enig leven. Gelukkig voor haar duurde dat niet lang. Al gauw zag ze in de verte een schim; een paard, zo te zien. Direct verscheen er weer een brede grijns. Ze wijzigde haar koers iets, maar bleef in hetzelfde tempo doorlopen, alsof ze de ander niet door had gehad. Toen vertraagde ze tot een handgalopje. Haar scherpe blik boorde zich vast in de ander, naarmate ze dichterbij kwam. Eindelijk had ze iemand gevonden. Haar zwarte ogen glinsterden.
[Open!]
She grows strong with their displeasure
It sets her free
Haar voorbenen werden krachtig naar voren gezwaaid, haar achterhand trad goed onder; haar hals gebogen, oren plat in haar nek, hals opgekruld. Een brede, wrede grijns op Sinéads gezicht. Om haar heen was de verwoesting zichtbaar. Het leek alsof er een blikseminslag was geweest, nog niet zo lang geleden. De merrie snoof de lucht in; deze beviel haar zeker wel. Her en der leek het alsof er zelfs nog wat planten stonden na te roken. De vallei was rotsig, met af en toe een beekje. In het midden, als oriëntatiepunt, stond de vulkaan. Ze was in een nieuw gebied terecht gekomen. Een nieuw gebied vol andere paarden. En vooral: Slachtoffers. Dat was waar haar hele zoektocht om draaide, al van jongs af aan. Sinéad hief haar hoofd en uitte een schil gehinnik - hoog, hard en helder. Een uitdaging voor iedereen die zich in een directe schaal van haar bevond. De grijns verdween niet toen ze aangaloppeerde, vol energie het onbekende tegemoet tredend. Ze was dringend op zoek naar vermaak. Ondanks haar karakter, was ze niet graag alleen. Veel liever hield ze ervan anderen te zien lijden, schreeuwend om hulp, terwijl ze de wanhoop in hun ogen zag. Hoeveel slachtoffers had ze al gehad? Veel, te veel om te tellen. Maar ze kreeg er nooit genoeg van. Het gevoel van macht, van euforie. Het was een kunst, om hen zo lang mogelijk te laten lijden; het moment van de dood zo lang mogelijk uit te stellen. Ze had er geen moeite mee iemand aan te vallen die duidelijk zwakker was dan zijzelf. Iemand die sterker was over het algemeen ook niet. Ze zou nooit opgeven, ze zou vechten totdat de dood haar zou omarmen. Haar goedgetrainde spieren rolden zichtbaar onder haar zwarte vacht; langzaam vertraagde haar tempo. Haar enige eis was dat ze er enige lol aan kon beleven. Bloed, pijn, lijden, de dood - dát was wat ze wilde zien. Met haar hoofd trots opgeheven gleed haar scherpe blik over de omgeving. Even trok de grijns weg en ze snoof geïrriteerd. Haar rechterhoef stampte ze met kracht de grond in. Wáárom waren hier geen anderen? Bloed, dood, pijn! Haar tanden ontblootten zich een beetje, woedend was ze. WAAR?! Vanaf stilstand zette ze zich krachtig af en sprong ze aan in galop; binnen een paar passen had ze al zoveel snelheid gemaakt dat ze in een rengalop zat. Ondertussen bewoog haar hoofd schokkerig van links naar rechts, op zoek naar het kleinste teken van enig leven. Gelukkig voor haar duurde dat niet lang. Al gauw zag ze in de verte een schim; een paard, zo te zien. Direct verscheen er weer een brede grijns. Ze wijzigde haar koers iets, maar bleef in hetzelfde tempo doorlopen, alsof ze de ander niet door had gehad. Toen vertraagde ze tot een handgalopje. Haar scherpe blik boorde zich vast in de ander, naarmate ze dichterbij kwam. Eindelijk had ze iemand gevonden. Haar zwarte ogen glinsterden.
[Open!]