Licorice
Het leven is hard, oneerlijk en gecompliceerd, dat is iets wat wij allen moeten accepteren. Wat velen niet kunnen accepteren is dat de velen de liefde en zorg die ieder verdient wel krijgt, en een deel toch niet. Zij hoorde onder dat ene deel die die liefde niet had gekregen. Deels dan.
Ze was ongewenst, heel erg ongewenst. Haar moeder noch mijn vader wilde niks van haae weten. Dus ja, toen moest ze het zelf maar uitzoeken. Best hard, vind je niet? Al leerde ze er snel mee leven. Ze had haar eigen weg gevonden. Deels dan. Ze had onderdak gevonden bij een vriendelijke merrie die ze later haar pleegmoeder was gaan noemen. Maar toch, haar liefde was niet de liefde die ze mistte. Die liefde, dat vreselijke gevoel dat ze iets mistte, vreet nu nog altijd aan haar iele hart die stilletjes onder haar borstkas klopt.
Ze had haar pleegmoeder al snel verlaten en op haar eigen benen gaan staan. Ze respecteerde wat haar pleegmoeder had had geleerd, al had ze het liever van een echte moeder willen leren. Het was anders als je je moeder niet had gekend, noch je vader. Enkel schimmen van de twee opgevangen, je wist niks van ze. Haar moeder was zoals zij: appaloosa. Wit met allerlei kleine zwarte stipjes, een zwart neusje, zwarte beentjes en witte manen. Haar vader was gitzwart geweest, meer van hem had ze niet kunnen zien.
Waar ze van zichzelf van hield was haar naam, al paste het totaal niet bij haar. Licorice.. Het betekent zoethout. Een heerlijk goedje waar ze nog altijd graag op knaagde als ze er de tijd voor had - en ze die verdraaide wortels kon vinden. Haar naam rolde zo simpel over haar lippen, zo makkelijk en vloeiend. Zo zoet de ene het uitsprak, zo bars de ander. Het klonk altijd mooi, elegant.
Het bos gaf een geweldige sfeer in de avondzon. De zon was langzaam weer aan het ondergaan en de schaduwen van de bomen werden alsmaar langer en langer. Hoe langer de schaduwen werden, hoe lager de temperatuur. De krekels begonnen hun liederen te zingen voor de nacht zou vallen en het klonk als muziek in haar oren. De wind werd alsmaar iets harder en het streelde als koude adem langs haar vacht. De laatste vogels en dieren zochten warmte en veiligheid in hun nesten en hollen terwijl ze zachtjes voorbij stapte. De lichten van de wereld werden steeds donkerder, totdat alles in duisternis was gehuld.
De wind in de bomen hoorde je zachtjes als rammelaars tikken in de nacht. De maan kroop traag omhoog aan de hemel. Hij was half rond. De sterren twinkelden als diamanten om hem heen. De donkere helft van de maan werd opgezogen in de duisternis.
Ze had zich erover gefascineerd waarom de maan van vorm veranderde, elke nacht weer. En toch weer vol, dan half, dan kwart, en soms was hij onzichtbaar. Maar je wist dat hij er altijd was. Een goede vriend kon je met de maan vergelijken en zijn donkere zijde.
De merrie zuchtte zachtjes. Haar ogen vlogen om zich heen in het donkere gebied. Ze moest haar schuilplaats voor de nacht maar weer eens geen zoeken. Zoals altijd was ze daar weer te laat mee. Ze wilde eerst altijd even van de verandering van dag naar nacht meemaken, met de slechte gevolgen daarvan.
I'M A BEAST, I'M AN ANIMAL
I'M THAT MONSTER IN THE MIRROR
I'M THAT MONSTER IN THE MIRROR