Je bent niet ingelogd. Log in of registreer je

Des(s)ert Storm, what d'u expected in this place?

2 plaatsers

Ga naar beneden  Bericht [Pagina 1 van 1]

Chegyo

Chegyo

Stilte, dat was wat ze hier vond, zand en stilte. En ze vond het geweldig, het was lang geleden dat ze stilte om zich heen had gehad. De cremello-kleurige merrie had de laatste maanden doorgebracht bij haar geboorte kudde, nadat ze erachter was gekomen dat haar ouders al dood waren had ze een paar dagen alleen gedwaald, denkend en met zo nu en dan een woede uitbarsting. Het bewijs stond op de bomen... Ze had zich afgevraagd waarom haar enige doel in dit monsterlijke leven nu weg was en wat ze verder moest doen. Bijna haar hele leven lang had ze haar ouders nagejaagd, het verlangen om hun bloed te proeven was als een schaduw hartslag geweest, het hield haar overeind toen ze niet meer verder wilde, niet meer verder kón. En nu was die er niet meer, het was stil in haar, geen halve gedachten meer over hoe ze het zou doen, op welke manier ze haar vader de dood in zou jagen terwijl haar moeder toekeek. De merrie knarste haar tanden en keek voor zich uit. Een paar lichtblauwe ogen keken over de droge vlakte, de melkachtige witte glans deed de meeste paarden denken dat ze blind was, totdat ze met precisie haar tanden in hun slagader zette. Ché visualiseerde het gevoel van krakende botten tussen haar kaken en de roestige smaak van warm bloed. Haar neusvleugels trilde toen ze diep ademhaalde om die geur vast te houden. Nietszeggend staarde ze voor zich uit, haar kiezen maalde op denkbeeldige botten. Wat had ze de ouderdom gehaat die haar ouders naar de andere wereld hadden geholpen, maar ze had een broertje gehad. Eén zwak hengstveulen had haar moeder nog gebaard na Chegyo, ze had haar afkomst niet verteld. Had geobserveerd, afwegingen gemaakt, misschien kon ze hem nog gebruiken. In de donkere depten van haar gedachten had zich het plan gevormd om de kudde helemaal uit te moorden en de bloedlijn weer zuiver te maken. Ten slotte was dat de enige manier om zelf de leiding in handen te krijgen. Chegyo schudde haar hoofd en knipperde een keer met haar lichte ogen. Waar was ze in gods vredesnaam mee bezig? Ze had uiteindelijk besloten om ze te laten zoals ze waren, er waren te weinig écht slechte paarden over om een kudde te houden, en als ze één ding had geleerd was dat je een stevige basis van paarden onder je moest hebben om een nieuwe weg in te slaan. Misschien was er een manier om, zonder direct een hele kudde te moeten afslachten die weg te bewandelen. Chegyo ging in haar gedachten na of er hier een kudde bestond die het waardig was om bij te gaan. Als ze heel eerlijk was dan kende ze alleen nog maar de oude kuddes, maar in de tijd dat ze weg was hadden er veel veranderingen plaats gevonden. Alleen de Fire Flame was nog over van de oude groep en nog geen honderd paarden zouden haar bij een neutrale kudde laten gaan. Ze ontblootte haar tanden en snoof woest. Haar ogen focusten zich op een naderende schim. De gouden kleur viel niet op tegen de zanderige achtergrond. Chegyo draaide zich om zodat ze het naderende paard recht aan kon kijken en draaide haar oren naar achteren. Een emotieloos masker trok over haar gezicht, ze zou niks tonen totdat ze wist met wie ze te maken had. De koude blik in haar ogen kon ze echter niet helemaal verbergen. Toen het paard dichterbij kwam trok de hint van een grijns een mondhoek omhoog, niet merkbaar genoeg voor de ander om het op te merken.
Dit kon nog eens leuk worden...

Celebrían

Celebrían
VIP

Het schreeuwende geluid van de Negen weerklonk opnieuw in haar oren. Krijsend, pijnigend, proberend haar te doden. Wetende dat dit een test was, leek zij in eerste instantie ten onder te gaan. Haar oren in haar nek gedraaid, haar ogen samengeknepen van pijn. Elke spier in haar lichaam was verkrampt. Leken niet meer te gehoorzamen aan haar bevelen. Wat overigens niet eens mogelijk was aangezien haar brein leek af te sterven. Verdoofd. Verstijfd. Krankzinnig. Zo bleef zij staan totdat het geluid wegstierf in de duisternis. Afbrokkelde als gesteente van een berg. Woedende woorden klonken in haar hoofd, afkomstig van haar schepper; de Dood. Bulderend, in een taal die alleen zij kon verstaan. Want zo handelde hij; zijn creaties verdienden ieder hun eigen taal waarmee hij communiceerde met hen. Zodat de betekenis van zijn boodschappen duidelijker doordrongen. Angst kwam op in haar geest, werd meteen onderdrukt door haar brein. De straf die ze zou krijgen, zou des te groter zijn als hij wist van haar vrezen. Vuur vlamde door haar binnenste. Een kreet werd ingehouden. Hij wist het. Niemand kon Hem misleiden. Teleurstelling en woede klonk in zijn stemgeluid. Zorgde ervoor dat schuldgevoel opspeelde en ook meteen weer teruggedreven werd. Emoties en gevoelens waren niet van belang in dit leven. Mochten niet aanwezig zijn als je gehard wilde worden door de Demonen van de Hel. Lafheid was nog in haar ziel te vinden op die leeftijd. Waanzin spookte door haar lichaam rond. Mettertijd zouden al deze gevoelens vervagen: wanneer Dood zijn missie had beëindigd. Zelfs nu, na al die jaren trainen, liet haar meester en schepper haar niet met rust. Liet hij haar creperen als het nodig was, strafte hij haar wanneer ze fouten beging. Ook hier, in het land van de vele onbekenden, het land dat ze niet begreep, hield hij haar nauwlettend in de gaten.
Trillend bewogen haar oogleden zich, openden zich toen abrupt zodat zij zich duidelijk kon oriënteren. Zweet was in haar hals te vinden, gepijnigd was de blik in haar ogen. Diep zoog zij haar longen vol met lucht, ze moest zichzelf hervinden. De woestijn, het gebied waarin zij zich momenteel bevond, was ondanks dat het herfst was, zeer heet en haast onuitstaanbaar. Maar ook nu kon zij haar gevoelens uitschakelen en haar masker opzetten zodat niemand wist wat ze werkelijk dacht of zag. Groen was de glans in haar donkere ogen, zwarte vlammen flakkerden hierachter, er hoefde maar weinig te gebeuren om haar te doen uitbarsten. Dolend bewoog zij zich voort, in gedachten verzonken en tegelijkertijd geheel aanwezig. Ze wist dan ook al kilometers van te voren dat zij een ander zou naderen. Een plan werd in die paar minuten uitgestippeld voordat zij bij haar was. Nonchalance werd over haar heen getild. Als een satijnen deken. Haar oren waren iets naar opzij gedraaid, maar weinig in haar houding wees erop dat zij geschapen was door de Dood. ’En zij die het niet durven de rivier over te steken, zullen nooit de vreugde die zich afspeelt aan de overkant ervaren.’ Dat waren haar woorden toen het paard binnen gehoorsafstand was. Raadselachtig en vol betekenissen. Listig en toch puur.

Chegyo

Chegyo

De merrie die wit was, maar ook weer niet echt wit stond rustig maar alert de onbekende goudkleurige merrie te observeren terwijl die langzaamaan steeds dichterbij kwam. Haar passen waren soepel, toch was er iets niet corrects aan en haar houding was nonchalant, tegen desinteresse aan, maar een soort spanning lag niet diep onder het oppervlak verborgen.
Chegyo vernauwde haar ogen en bleef de merrie in de gaten houden. Ze draaide haar lichaam recht naar de onbekende toe en bleef met een strakke blik kijken. Iets in Chegyo vertelde haar om op haar hoede te blijven en ze gehoorzaamde maar al te graag aan die stem. Ze was klaar om zichzelf te verdedigen mocht dat nodig zijn, maar, zoals zoveel dingen die ze de afgelopen tijd tegen was gekomen, had ze de reactie van de “ander” niet verwacht. ’En zij die het niet durven de rivier over te steken, zullen nooit de vreugde die zich afspeelt aan de overkant ervaren.’
Chegyo trok een wenkbrauw op, haar enige reactie op de vreemde zin. Een antwoord kwam zo een twee drie niet bij haar op dus verkoos ze het om even stil te blijven. Als je niks nuttigs te zeggen had, kon je beter helemaal niks zeggen, dacht ze droog. Lui zwiepte ze met haar staart langs haar lichaam, ondertussen bleven haar melkige blauwe ogen op de merrie gericht. ‘Laten we hopen dat ze een brug vinden waardoor ze niet door het water hoeven.’ Antwoordde ze tenslotte, een lichte ondertoon van sarcasme die geen insult bevatte in haar stem, louter een verklaring van haar gedachtegang.
Ze had geen flauw idee wie deze merrie was en had eerlijk gezegd ook geen haast om erachter te komen. Net terug van weggeweest had ze nog geen kans gehad om haar gedachten bij elkaar te rapen en te besluiten wat haar volgende zet zou zijn in het dodelijke spel dat leven heette. Ze had vage gedachten gehad over het bij een kudde gaan, of misschien zou ze weer eens verder trekken. Nieuwe plaatsen, nieuwe kansen. En vooral nieuwe paarden, het begon een irriterende gewoonte te worden dat ze steeds bekende tegenkwam. Haar lichte ogen gleden over het langschap waarna ze zich weer op de merrie voor zich vestigden. ‘Chegyo.’ Besloot ze zichzelf voor te stellen, ze haalde geen eer uit haar naam, het was een aanspreekmiddel, iets wat haar ouders haar gegeven hadden, het énige dat haar ouders haar gegeven hadden, verbeterde ze zichzelf.
Schouderophalend duwde ze die gedachte weer weg, geen zin om in het verleden te blijven hangen, het was gebeurd en kon er niks aan veranderen. Nou, eerst maar eens uit vinden wie dit dier was, nam ze zichzelf voor. Ondanks dat ze er weinig zin in had, zou ze niet weglopen voor een confrontatie met een ander, alleen als ze duidelijk in de minderheid was, of het gevecht als onnodig beschouwde negeerde ze het. Maar dit zou een waardige tegenstander zijn voor de vermoeide merrie. En iemand die ze waarschijnlijk naar dit gesprek niet vaak zou gaan zien, dacht ze ironisch.

Celebrían

Celebrían
VIP

Haar mystieke gedrag verdween als een donderklap bij heldere hemel. Vernauwd tot spleetjes werden haar zwarte ogen die eerder nog schijnbaar onschuldig de wereld in hadden gekeken. De ironie die van haar correspondent afdroop, kon ze op dit moment niet waarderen. Alsof ze geprikkeld werd door een kastanjebolster die op haar huid was gestuiterd. Had het zin om haar verrot te schelden? Haar tot moes te stampen of haar te kleineren en te vernederen als een onwaardige parasiet? Of moest ze het op zijn beloop laten, de prikkels die door haar zenuwen werden geleid negerend en doen alsof er niets aan de hand was?
Een ijselijke gil werd geslaakt. Klonk door de hemel en echode in haar hoofd. Afkomstig van haar? Niet in het minst. Of toch wel? Haar onbewuste dat zich probeerde kenbaar te maken. Het deel van haar geest dat ze nog niet kende en nooit kennen zou. Was het pijn dat ze nu voelde? Of toch iets anders? Verdriet was gelijkend aan pijn. Berouw kon getoond worden –maar zij was toch meedogenloos? Werd ze bedrogen door het onbekende en de hogere macht. Door hen die nooit openlijk aan haar wilden en zouden verschijnen? Of kwam haar dwaze kant naar boven. In de hoop haar tot dénken te manen. Ze miste hem. En ook de anderen. Ze was niet alleen; ergens op de aardbol liepen nog zusters en broeders rond. Elk met een onnoembare missie. Een missie die voor henzelf niet eens te begrijpen was- en toch kon eenieder vol overtuiging handelen en was iedere handeling de juiste.
Haar brein golfde door haar hoofd en klopte tegen de wand van haar schedel. Wellicht enigszins verdwaasd lichtte ze haar ogen. Alweer vergeten dat ze tegenover een soortgenoot stond. Het was haar –opnieuw- ontgaan dat zij-die-tegenover-haar-stond gesproken had. Het antwoord dat ze als eerste op haar had afgevuurd –wat overigens ook enkele minuten had geduurd- was alweer van haar vandaan gevlogen om een ander lastig te vallen. Vaag waren nog enkele woorden als ‘brug’ en water’ te herinneren, maar meer kon ze niet meer achterhalen. Maar ach, wat maakte het uit? Haar geheugen was zoals dat van een goudvis, al kwam daarbij dat ze het hoogst noodzakelijke wél onthield. Uit pure desinteresse keek ze haar weer aan. Haar zwarte ogen met de groene glans, waarachter donkere vlammen flakkerden. Waakzaam. Vaagjes. Absoluut niet bedreigend. Misschien wel ~schaapachtig. En ook was een vraag in haar ogen te zien. Wellicht gehuld in de grote en sterke armen van sarcasme, maar er was een vraag.
Een kort woord –moeilijk uitspreekbaar- kwam over de lippen van zij-die-tegenover-haar-stond. Als reactie daarop schoot haar wenkbrauw omhoog. ’Wat? Heet je zo?’ De boventoon was nonchalant; de spot droop van haar ondertoon af. ’Ik zeg het je, noem je naam alsjeblíeft niet te vaak. Tenzij het je bedoeling is om een lachsalvo te veroorzaken- waar je overigens ook in faalde.’ Ze glimlachte even. Het was een nietszeggend gebaar. Alsof ze de situatie voor zij-die-blijkbaar-Chegyo-heette probeerde goed te praten; een onmogelijke opgave.

Meow

Gesponsorde inhoud



Terug naar boven  Bericht [Pagina 1 van 1]

Permissies van dit forum:
Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum