Voetje voor voetje liep ze de vallei in. Waarom was ze hier nog nooit geweest? Een beetje opgewonden liep ze door. Het was een kleine, groene vallei omgeven door steile rotswanden. Het was eigenlijk een gat in het landschap. Maar aan een kant was er een schuinere ingang. Nog steeds wel vrij steil, maar je kon er overheen stappen. En voor een bergpony was het natuurlijk geen probleem. Ze had zich niet kunnen bedwingen om eens een kijkje te gaan nemen. En nu liep ze onderaan. Het was toch wel een beetje eng, zo alleen zonder andere paarden. Dat was ze bijna nooit, maar nu moest ze wel. Ach ja, ze zou het vast wel overleven. Aan haar oude kudde wilde ze nu nog even niet denken. Ze keek nog een keer vluchtig om zich heen. Plotseling kreeg ze genoeg van al dat uitkijken en volledig onvoorzichtig stapte ze naar een beekje. Heel onverstandig. Daardoor merkte ze pas veel te laat het paard op. Bang keek ze naar het dier. Het ging haar toch niet pijn doen?
[moet er nog een beetje inkomen.]
[moet er nog een beetje inkomen.]