Toxic liep door de onvertrouwbare geisers heen en zocht naar enig teken van leven. Ze kende die merrie niet, maar ze wilde die merrie wel eens ontmoeten. Ze zigzagde door de geisers heen, soms was het wel even verschieten, maar Toxic was hier te vaak gekomen om daar nog schrik van te hebben. Trouwens, wat was er nou eng aan een warmwater bron of zoiets dat opeens voor je neus om hoog sprong? Toxic stond recht voor een geiser. Wachtend tot ie naar boven zou springen. Maar ze stond daar al een tijdje. Ze ging toch maar oversteken. Ze wilde haar stap zetten maar de geiser sprong naar boven. Toxic trok een wenkbrauw op. Een beetje water sprong op haar rug. Toen de geiser weer stopte sprong ze erover heen en ging verder met haar avontuurtje door de geisers. Toxic snoof en rook de geur van paard. Niet zomaar een paard, een paard dat van doden afwist. "Kom maar paardje, niet bang zijn, ik zal je geen pijn doen," zei Toxic angstaanjagend. Haar eeuwenoude sarcastische stem was goed te horen door de geisers die allemaal even gestopt waren. Opeens vlogen ze allemaal tegelijk naar boven. Toxic lachte, geweldig om op dat moment in het midden te staan. "Kom maar, paard. Ik zal je niet bijten," zei ze toen ze de schim nu heel duidelijk kon zien. Maar die schim kon haar niet zien, dat was het het leuke eraan.
[&KaleBrein]
[&KaleBrein]