Duvessa stapte kil door de sneeuw heen. Het was niet raar dat deze plek de Sneeuw vlakte genoemd werd. Het was een en al sneeuw. Hoewel de vlakte gevuld werd met het zonlicht, en de hitte van de stralen. Zou het hier nooit warm zijn nooit. Altijd zou het bedorven worden door de kou die zich in een cyclus door de sneeuw werd afgestoten. Maar Duvessa deerde het niks. Haar onvoorspelbare kilte maakte ruimte voor de kou, die haar niks deerde. Ze was hier voor gemaakt. Om puur slecht te zijn, net als haar ouders. Deina en Twillight. Duvessa wist zelf dat ze puur slecht was, wat anderen over haar te zeggen hadden dat maakte haar niets uit. Ze liet de paarden maar gezellig kletsen, terwijl zei door ging met haar sluwe plannen. Duvessa greens, en keek rond. Het leek hier wel uitgestorven, maar toch had ze het mis. Ze rook de geur van een paard. Duvessa galoppeerde aan, een tijdje probeerde ze de geur van het paard te achtervolgen, maar het was alsof hij steeds verder ging, dichterbij kwam, naar rechts ging, en dan weer naar links. Misschien was dat ook wel zo. Gelukkig kwam er een paard in zicht, toen Duvessa lichtjes ging hijgen. Die merrie.... Die kende ze.... Pablo... De merrie die haar moeder zo veel pijn had gedaan, de merrie die de moeder van haar moeder was, die haar zoveel pijn had gedaan, de merrie die haar moeder had verlaten toen ze nog jong was. Duvessa ging over in stap, en stapte dichterbij. ''Pablo.'' Zei ze ijzig, haar stem was zuiver, en melodieus, maar die rauwe ondertoon erin was onkenbaar. |
Ze weet wel wie.