Een grijze schim stapte door het gebied, zijn benen bewogen vliegens vlug over de vlakte. Het gras verpulverde onder zijn hoeven, die vele graspollen uit hun positie trok. Een grijns stond op zijn gezicht geplakt; de schimmel hengst bleef in een volle galop door rennen. Hij stopte abrupt, wat een soort sliding in de grond maakte, waarbij zijn hoeven een modderig spoor achter lieten. Hij snoof; liet de frisse ochtend wind zijn neus in glijden. ’Uitslover’ Hoorde hij Devadas mompelen, waarbij een luide grinnik niet meer uit te sluiten was. ’Oh hij vindt zichzelf zo grappig’ Waarbij haat een vaste ondertoon was. Maar het enige geluid voor de buiten wereld was een grinnik; want er was niemand die de stemmen in zijn hoofd kon horen. Heerlijk, eigenlijk. De grijns was inmiddels niet meer van zijn gezicht af te slaan; daar liep hij dan als een grote psychopaat. Maar dit keer ging hij niemand pijnigen; hij had zichzelf er eindelijk toe gedwongen om dat ene te doen wat hij nooit gedaan zou hebben; hij zou een merrie vragen om zich bij haar kudde te laten voegen. Góh, het klonk behoorlijk stom vanaf hier, maar hij beloofde zichzelf zo snel mogelijk te hinniken; voordat hij zich zou bedenken. Een luide hinnik klonk door het gebied; het gebied dat bekend stond als de Vallei. Nu het eindelijk gedaan was, viel het behoorlijk tegen. Duurde het altijd zo lang? Nogmaals produceerde zijn stembanden een hinnik, een hinnik die was gericht op één iemand; Chegyo.
[21. 250 woorden] [ & Chegyo]
[21. 250 woorden] [ & Chegyo]