De zwarte hoeven van de merrie trokken zich uit de sneeuw, en zette zich er weer boven op. Zo kwam de merrie voorruit. Ze zwiepte even met haar staart en krulde haar hals en liep voort. Waarom deed ze dat? Voelde ze zich er beter door? Nee. Was het tegen de wind? Ja.. Het hielp wel. Kyara schudde haar hoofd even, zodat het sneeuw eraf viel. Ze keek even rond. De rook de zee al. Ze galoppeerde aan, en kwam al snel bij de zee, er stond veel wind, en de golven kwamen wel heel ver het land op. Kyara keek naar het water en zuchtte. Was er iemand om haar gezeldschap te houden?
[iedereen]
[iedereen]