Het was donker, maar dat wist zij niet. Het was een open lucht zonder wolken en een volle maan. De bomen gaven grote schaduwen en wiegden af en toe met de wind heen en weer. Bladeren lagen allemaal mooi opzij naast alle bomen. Ook eikels en andere vruchten waren allemaal gevallen. Het was herfst en bijna winter. Weldra zou de eerste sneeuw vallen en alles bedekken met een frisse laag wit sneeuw. Een groot pak zou later gaan vallen waardoor voedsel vinden veel moeilijker werd. Dat was gelukkig nu nog niet. Het was de hel. Of voor slechte paarden de hemel, hun grootste last. Ogen gleden heen en weer in een snel tempo. Een witte glans vormde zich. De zwarte oren draaiden van links naar rechts, van voren naar achteren tot op de schedel. Spieren stonden gespannen en wachtend op een trilling. Maar als we verder gingen over de omgeving.. Er was niets te zien in haar ogen. Niets.
Tuurlijk niet. Ze was blind. Pure duisternis zag ze. Het belangrijkste nu waren haar oren, neus en haar hoeven. Ze luisterde, rook en voelde. Dat was hetenige dat ze geleerd had in haar donkere leven. Ze wist niet hoe de omgeving eruitzag. Ze wist wel dat er schaduw was, want het werd op die plekken frisser. Ze hoorde bladeren en takken ritselen dus ze wist ook waar die zich bevonden zodat ze nergens tegenaan liep. Verder hoorde ze alleen de watervallen naar beneden storten. Ze stopte daarom ook vlak voor het water, liet haar hoofd zakken en dronk ervan. Ze was terug. Nu was ze helemaal blind geworden. Ze kende het gevoel al en het kon haar ook niet veel schelen. Ze snoof zacht en keek om haar heen, ookal zag ze niets. Ze keek met haar oren, neus en hoeven. De merrie voelde trillingen en wist dat dat genoeg was om een paard in haar richting te voelen komen.
Ja, dat was genoeg.
Zeep ~
Tuurlijk niet. Ze was blind. Pure duisternis zag ze. Het belangrijkste nu waren haar oren, neus en haar hoeven. Ze luisterde, rook en voelde. Dat was hetenige dat ze geleerd had in haar donkere leven. Ze wist niet hoe de omgeving eruitzag. Ze wist wel dat er schaduw was, want het werd op die plekken frisser. Ze hoorde bladeren en takken ritselen dus ze wist ook waar die zich bevonden zodat ze nergens tegenaan liep. Verder hoorde ze alleen de watervallen naar beneden storten. Ze stopte daarom ook vlak voor het water, liet haar hoofd zakken en dronk ervan. Ze was terug. Nu was ze helemaal blind geworden. Ze kende het gevoel al en het kon haar ook niet veel schelen. Ze snoof zacht en keek om haar heen, ookal zag ze niets. Ze keek met haar oren, neus en hoeven. De merrie voelde trillingen en wist dat dat genoeg was om een paard in haar richting te voelen komen.
Ja, dat was genoeg.
Zeep ~