Het geklapwiek van vleugels was hoorbaar. Even wat gekras, en verder klonk er alleen een paard, die door de modder draafde. Een zwarte merrie, boven haar vloog een zwarte kraag, met een raar wit randje om haar heen. De modder spoot alle kanten op. En de zwarte benen van de merrie, zaten onder de modder. Vol afkeer keek ze erna. Stom gebied was dit. Dus dit… Noemde ze… Ze… Hoe heette dit gebied eigenlijk? Ja, dit was een moeras, maar in welk gebied lag deze plaats? De merrie zal het vast wel weten. Praatten lag haar alleen wat moeilijker af. Ja, ze hoorde enorm slecht. Maar als je luid en duidelijk praatte, dan kon ze het wel horen. Praten, was alleen een ander verhaal. Sommige zeiden dat de merrie haar verstand kwijt was. Maar ze kon zeker wel denken. Ze kon alles, behalve praten. Horen, kon ze niet goed. Zien ook niet, beetje wazig. Maar ruiken daarin tegen. Dat kon ze als de beste. Ze rook het verse sappige gras, ze rook in wat voor plaats ze was. In een vies gebied, vol slechte dieren. Vol met modder, wat ze kon zien. Ze rook wanneer de regen kwam, de frisse lucht die dan te ruiken was, dat kon niks anders betekenen dan regen…
Uiteindelijk stopte ze, met draven. Ze had het al gemerkt, de onder grond werd anders. Heel anders. Hij veranderde van zacht naar hard. Ze was aangekomen in een nieuw gebied. Het water knalde tegen de randen op. Ze kon het goed horen. Alsof het gewoon iets was, dat ergens tegen opknalde, maar het maakte geen hard geluid. Maar zo te horen, uit wat ze kon horen. Was dit een woeste waterplek. Ze snoof. Liep een klein stukje vooruit. Ze zag de rivier best wazig, maar ze zag hem. Ze zag vooral met haar neus. Ze zuchtte even. Wat was het toch lastig zo leven. Ach zij mocht niet zeuren. Of wel… Misschien wel… Wie weet… Langzaam liep ze door, iets verder dichter naar de rivier. De Morgan, want dat was het immers keek naar de rivier. Geïnspireerd, door de geluiden, de vorm, de woestheid. Alles, maakte deze rivier interessant, hoe zou het zijn om erin te zijn? Hoe zou het proeven? Zou ze het kunnen proberen? Langzaam gleed haar neus naar beneden, de raaf was inmiddels tussen haar oren gaan zitten, net zoals altijd. Haar neus kwam dichter, en dichter bij. Langzaam deed ze haar mond in het water, nam een slok. Trok haar mond terug, en slikte het water door. Heerlijk, fris, het leek wel net nieuw. Paarden konden dat heel goed, weten of water vers was. En door de stromingen van het water, werd het juist lekker vers… Rustig liep ze door, haar oren… Tja, haar oren… Die stonden neutraal. Haar ogen, daar was geen emotie in te vinden. En haar staart, die hing gewoon normaal. Haar hals, was licht geheven. Maar dat lag in haar bloed. Zij, was de trotse leider van Equus Caballus. Haar kudde, al heel lang regeerde haar familie over deze kudde. Niemand had hem kunnen overnemen. Haar over overgrootouders hadden de kudde opgericht. Dus de ouders van haar overgrootouders. En dat… Was iets om trots op te zijn. Langzaam liep ze weer voort. De raaf, nog steeds tussen haar oren. Raven, zo werd de merrie genoemd… Het kwam allemaal door die raaf, vroeger, toen ze de raaf nog niet gevonden had. Had ze geen naam, toen noemde ze haar gewoon dochter. En toen, kwam die raaf… Toen kwam haar naam. Ravena… En de raaf? Die kreeg ook een naam. Amenia, dat was de naam van de raaf. De raaf, en Ravena waren onafscheidelijk. Tot de dood waren ze bij elkaar. Het was gezellig, je was nooit alleen. Nooit, nooit was je alleen. De raaf was er altijd. Altijd… En Ravena was altijd bij de raaf. Ze zuchtte. Sloot haar ogen, en dacht eens na. De raaf sloot haar ogen ook. Dommelde in, tussen de oren van Ravena. Ravena opende haar ogen weer. Ze liep rustig verder, de raaf zal wel slapen. Ze keek rond. Ravena, de zwarte koningin van Equus Caballus.. Zij was de zwarte koningin. ’’I am the white qeeun.’’ Probeerde ze zacht. Ravena haar mond gleed even open. Maar ging weer snel terug. Was zij dat nou net? Nee, dat kan trouwens niet. Zij was de witte koningin niet. Dat was haar zus, dat misbaksel. Dat zich betrok tot de goede kant. Ze hadden gezworen, van alles wat te zijn. Maar dat mormel moest natuurlijk weer naar de goede kant. Ravena snoof even. Ze zou dit niet laten rusten. Ze zou een goed leger maken. En haar zus leren. Ze zal weten dat ze haar belofte niet had moeten breken.
Alweer liep ze hier. Haar vorige ontmoeting was met zo'n hengst die dacht dat hij slecht was. Pfff, wie was er eigenlijk slecht? En wie niet? Het was allemaal onbekend. Zou ze het ooit wel weten? Misschien wel niet. Misschien juist wel. Ravena snoof even, langzaam drong een geur haar neusgaten binnen. Wat zou de dag van vandaag brengen? Weer zo'n arrogante rotzak, die dacht dat ie alles beter kan. Of zo'n wannabe. Misschien wel een vreselijk goedzakje, of een neutrale die dacht dat hij geen kant koos. Het kon allemaal. Of misschien wel iemand als haar, iemand die alles door elkaar was. Soms slecht, soms goed. Soms neutraal. Ach, ze zou het zien. De wereld was immers enorm onvoorspelbaar. En dat terwijl er zoveel paarden zijn die zo voorspelbaar zijn. Zo hilarisch. Veel te hilarisch. En dan kwam ze er net achter dat die imbeciele, domme, Eagles geen zus van haar was. Maar een nicht ofzow. Nu was ze zo woest. Maar goed, nog steeds zou die domme witte merrie er van langs krijgen. Oja. Dat zou ze. Langzaam merkte Ravena een schim op. Ze keek er gefascineerd na, en wachtte af.
~D'Artagnan~