Rustig hobbelde Courage langs de rand van het Meander. Ze vond deze plek echt mooi, doordat het water in zulke mooie bochten slingerde en de oevers prachtige groen planten hadden. Dat was waarschijnlijk ook de reden waarom ze hier heen gekomen was, gewoon even een beetje rust en stilte om zich heen. Het water kabbelde rustgevend door de slingerende rivier. Rustig boog Courage naar voren om wat te drinken, en……. Kukelde zo het water in. Happend naar lucht kwam ze weer boven. Gelukkig was het niet heel erg diep op de plek waar ze in het water viel, dus kon ze snel weer opstaan. Met een drijfnatte vacht strompelde ze weer uit het water. Fijn, het was al niet echt lekker weer, en nu was ze ook nog doorweekt, ze had echt haar dag vandaag.
Ze schudde zich nog eens goed uit, en het water spatte alle kanten op. Alle omringende planten werden nat, en zelf werd ze ook niet heel erg veel droger. Wel een beetje maar niet zoveel dat je echt kon zeggen: goh, nu ben ik weer lekker droog. Het zou ook wel heel raar zijn als ze dat zou zeggen, aangezien er niemand in de buurt was. hoogstens een paar vissen, en die verstonden haar echt niet. Ze brieste even, en liep toen weer wat verder.
Ze liep langs een plek die omringt was met bloemen, en besloot dat dit toch wel een mooie plek was om even rustig te gaan liggen. En natuurlijk een beetje op te drogen, wat nog steeds niet gelukt was. Ze merkte dat er een klein waterplantje in haar staart zat, en probeerde hem eruit te peuteren. Het lukte haar niet echt, en daarom gaf ze het maar op. Dan liep ze maar lekker rond met een groen ding in haar staart, het was niet zo dat iemand haar hier zag. Er was hier namelijk niemand anders.
Ze legde haar hoofd op haar benen, en probeerde wat te slapen terwijl ze wachtte tot ze weer droog was. Ze had geen zin om nog verder te lopen. Dit was een mooie plek, en ze had zo’n vermoeden dat ze deze plek niet zo één, twee, drie weer zou vinden, dus bleef ze nog lekker even liggen. Ze knabbelde wat aan het groene gras dat er groeide, en dommelde langzaam in.
Haar droom was geen touw aan vast te knopen. Hij ging over haar. Ze viel in het water, en probeerde weer boven te komen. Voor zover was het nog allemaal te begrijpen, maar wat daarna gebeurde sloeg echt helemaal nergens op. Ze lag dus in het water, en toen kwam er een mega vis aan die tegen haar begon te praten. Hij vertelde over hoe het was om als vis te leven terwijl er de hele tijd paarden in het water vielen. Alsof Courage expres in het water was gevallen! Ze was niet gek hoor! Ze begon de vis uit te bekken, en die schreeuwde weer terug. Al met al was het niet heel erg leuk om met een vis te praten, dus toen Courage wakker werd, was ze blij dat vissen alleen in dromen konden praten, en dat in het echt niet mogelijk was, ook al was ze nu wel nieuwsgierig of vissen echt zo chagrijnig waren.
Ze liet het idee varen, omdat het echt onmogelijk was om met vissen te praten, en liep weer verder langs de oever van het meander. Ze was inmiddels al wel weer opgedroogd, dus ze moest best wel een poosje geslapen hebben. Ze schudde zich weer even uit, en dit keer kwam er aardig wat zand uit haar vacht vallen. Fijn, dan had ze toch liever dat ze drijfnat was, dan dat ze vol met zand zat. Ze schudde zich nog een keer flink uit, zodat het grootste deel van alle zandkorrels toch wel verdwenen waren uit haar vacht en op de grond waren beland, bij de rest van hun soortgenoten. Tussen de zandkorrels verscheen een grote tor, en Courage vroeg zich af of die ook in haar vacht had gezeten. Waarschijnlijk niet, want dat had ze vast wel gemerkt, toch?
Ze besloot de arme kever verder niet meer lastig te vallen, en liep verder. Ze had dorst gekregen, maar durfde niet meer de gaan drinken. Ze zwiepte even met haar staart om nog wat vliegen weg te jagen, en merkte dat die nog steeds nat was. En er zat modder in. Waarschijnlijk kwam dat doordat ze in het zand was gaan liggen terwijl haar staart nog zeiknat was geweest. Ze liep naar het water toe, en stopte haar staart erin. De modder verdween, maar haar staart werd weer nat. Nee, ze had echt haar dag niet vandaag. Ze werd er gewoon chagrijnig van. Ze brieste even geïrriteerd, en begon toen te galopperen om alle irritatie eruit te rennen. Het werkte gelukkig wel, maar hierdoor kreeg ze alleen maar meer dorst, en moest ze er toch aan geloven om naar de rivier te gaan en daar wat te gaan drinken. Voorzichtig liep ze naar de oever toe, en begon langzaam te drinken. Gelukkig ging het dit keer wel goed, anders was ze echt boos geworden op zichzelf.
Ze stopte met drinken toen ze de geur van een ander paard rook. Ze hief haar hoofd op, en keek speurend in het rond. Ze zag niets, maar rook het wel degelijk. Een ander paard. “Hallo?” Vroeg ze onzeker, omdat ze niet wist of ze het wel goed har geroken, en niet wist of ze wel wilde weten wie het andere paard was. Straks was het een slecht paard, zat ze daar weer mee opgescheept, en daar had ze echt geen zin in. “Hallo!” Zei ze nog een keer, dit keer wat harden, zodat het paard het wel moest horen. Als het wel een slecht paard was, had ze maar gewoon pech. Ze wilde nu gewoon weten wie het was, ongeacht zijn of haar aard. Maar als het een goed paard was, was dat natuurlijk altijd mooi meegenomen.
{24. 1000 woorden}
{&& Remember}
Ze schudde zich nog eens goed uit, en het water spatte alle kanten op. Alle omringende planten werden nat, en zelf werd ze ook niet heel erg veel droger. Wel een beetje maar niet zoveel dat je echt kon zeggen: goh, nu ben ik weer lekker droog. Het zou ook wel heel raar zijn als ze dat zou zeggen, aangezien er niemand in de buurt was. hoogstens een paar vissen, en die verstonden haar echt niet. Ze brieste even, en liep toen weer wat verder.
Ze liep langs een plek die omringt was met bloemen, en besloot dat dit toch wel een mooie plek was om even rustig te gaan liggen. En natuurlijk een beetje op te drogen, wat nog steeds niet gelukt was. Ze merkte dat er een klein waterplantje in haar staart zat, en probeerde hem eruit te peuteren. Het lukte haar niet echt, en daarom gaf ze het maar op. Dan liep ze maar lekker rond met een groen ding in haar staart, het was niet zo dat iemand haar hier zag. Er was hier namelijk niemand anders.
Ze legde haar hoofd op haar benen, en probeerde wat te slapen terwijl ze wachtte tot ze weer droog was. Ze had geen zin om nog verder te lopen. Dit was een mooie plek, en ze had zo’n vermoeden dat ze deze plek niet zo één, twee, drie weer zou vinden, dus bleef ze nog lekker even liggen. Ze knabbelde wat aan het groene gras dat er groeide, en dommelde langzaam in.
Haar droom was geen touw aan vast te knopen. Hij ging over haar. Ze viel in het water, en probeerde weer boven te komen. Voor zover was het nog allemaal te begrijpen, maar wat daarna gebeurde sloeg echt helemaal nergens op. Ze lag dus in het water, en toen kwam er een mega vis aan die tegen haar begon te praten. Hij vertelde over hoe het was om als vis te leven terwijl er de hele tijd paarden in het water vielen. Alsof Courage expres in het water was gevallen! Ze was niet gek hoor! Ze begon de vis uit te bekken, en die schreeuwde weer terug. Al met al was het niet heel erg leuk om met een vis te praten, dus toen Courage wakker werd, was ze blij dat vissen alleen in dromen konden praten, en dat in het echt niet mogelijk was, ook al was ze nu wel nieuwsgierig of vissen echt zo chagrijnig waren.
Ze liet het idee varen, omdat het echt onmogelijk was om met vissen te praten, en liep weer verder langs de oever van het meander. Ze was inmiddels al wel weer opgedroogd, dus ze moest best wel een poosje geslapen hebben. Ze schudde zich weer even uit, en dit keer kwam er aardig wat zand uit haar vacht vallen. Fijn, dan had ze toch liever dat ze drijfnat was, dan dat ze vol met zand zat. Ze schudde zich nog een keer flink uit, zodat het grootste deel van alle zandkorrels toch wel verdwenen waren uit haar vacht en op de grond waren beland, bij de rest van hun soortgenoten. Tussen de zandkorrels verscheen een grote tor, en Courage vroeg zich af of die ook in haar vacht had gezeten. Waarschijnlijk niet, want dat had ze vast wel gemerkt, toch?
Ze besloot de arme kever verder niet meer lastig te vallen, en liep verder. Ze had dorst gekregen, maar durfde niet meer de gaan drinken. Ze zwiepte even met haar staart om nog wat vliegen weg te jagen, en merkte dat die nog steeds nat was. En er zat modder in. Waarschijnlijk kwam dat doordat ze in het zand was gaan liggen terwijl haar staart nog zeiknat was geweest. Ze liep naar het water toe, en stopte haar staart erin. De modder verdween, maar haar staart werd weer nat. Nee, ze had echt haar dag niet vandaag. Ze werd er gewoon chagrijnig van. Ze brieste even geïrriteerd, en begon toen te galopperen om alle irritatie eruit te rennen. Het werkte gelukkig wel, maar hierdoor kreeg ze alleen maar meer dorst, en moest ze er toch aan geloven om naar de rivier te gaan en daar wat te gaan drinken. Voorzichtig liep ze naar de oever toe, en begon langzaam te drinken. Gelukkig ging het dit keer wel goed, anders was ze echt boos geworden op zichzelf.
Ze stopte met drinken toen ze de geur van een ander paard rook. Ze hief haar hoofd op, en keek speurend in het rond. Ze zag niets, maar rook het wel degelijk. Een ander paard. “Hallo?” Vroeg ze onzeker, omdat ze niet wist of ze het wel goed har geroken, en niet wist of ze wel wilde weten wie het andere paard was. Straks was het een slecht paard, zat ze daar weer mee opgescheept, en daar had ze echt geen zin in. “Hallo!” Zei ze nog een keer, dit keer wat harden, zodat het paard het wel moest horen. Als het wel een slecht paard was, had ze maar gewoon pech. Ze wilde nu gewoon weten wie het was, ongeacht zijn of haar aard. Maar als het een goed paard was, was dat natuurlijk altijd mooi meegenomen.
{24. 1000 woorden}
{&& Remember}