Rustig liep Desperato over het bloemenveld, daarbij zijn hoeven hoog optrekkend omdat hij anders nogal moeilijk vooruit kwam tussen al die bloemen. Hij was hier gekomen omdat hij bijna zeker wist dat hier geen ‘spionnen’ van zijn vader zouden zijn, die hielden niet zo van dingen zoals bloemen. In gedachtes verzonken liep hij verder. Waarom wilde zijn vader niet gewoon accepteren dat hij goed was? Nee, in plaats daarvan had hij gewoon Desperato’s hele familie uitgemoord, in de hoop dat hij als een hoopje ellende terug zou druipen daar pappie. Heel even was dat idee ook door zijn hoofd geschoten, maar hij had zich ertegen verzet. Hij zou niet opgeven. Uiteindelijk was hij gevlucht en daar DH gekomen. Toch was Des nog altijd bang dat zijn vader een paar van zijn vrienden erop uit had gestuurd om hem te zoeken en mee terug te nemen.
Dat was de reden dat hij hier was. Om even vrij te zijn van het beklemmende gevoel, het gevoel dat iemand hem achtervolgde. Des brieste even, plukte wat gras uit de grond en liep toen weer piekerend verder. Hij vroeg zich af of hij ooit echt ‘goed’ kon zijn, of hij zichzelf kon zijn. Waarschijnlijk niet. Hij zuchtte diep en drentelde toen wat verder. Glazig keek hij voor zich uit, af en toe even naar de horizon kijkend, waar de zon langzaam onderging. Hij keek nog eens goed en zag toen een figuur aan de horizon staan. Even stokte zijn adem in zijn keel. Het zou toch niet één van hun zijn? Toen snoof hij diep in om te zien of hij de geur herkende. Een brede glimlach verscheen om zijn mond en hij versnelde zijn pas.
Nar ongeveer tien minuten bereikte hij het andere paard en hinnikte vrolijk. “Lang niet gezien!” Zei hij met een glimlach tegen Urash.
{&& Urash}
Dat was de reden dat hij hier was. Om even vrij te zijn van het beklemmende gevoel, het gevoel dat iemand hem achtervolgde. Des brieste even, plukte wat gras uit de grond en liep toen weer piekerend verder. Hij vroeg zich af of hij ooit echt ‘goed’ kon zijn, of hij zichzelf kon zijn. Waarschijnlijk niet. Hij zuchtte diep en drentelde toen wat verder. Glazig keek hij voor zich uit, af en toe even naar de horizon kijkend, waar de zon langzaam onderging. Hij keek nog eens goed en zag toen een figuur aan de horizon staan. Even stokte zijn adem in zijn keel. Het zou toch niet één van hun zijn? Toen snoof hij diep in om te zien of hij de geur herkende. Een brede glimlach verscheen om zijn mond en hij versnelde zijn pas.
Nar ongeveer tien minuten bereikte hij het andere paard en hinnikte vrolijk. “Lang niet gezien!” Zei hij met een glimlach tegen Urash.
{&& Urash}