Het was hier koud. Heel erg koud. Remember grinnikte in zichzelf. Waarom was hij hier ook naartoe gekomen? Om even zijn hoofd leeg te maken. Leeg te maken van alle ellende die erin zat. Maar hoe kon hij zo naief zijn. Natuurlijk kon hij niet zomaar ontsnappen. Dat kón gewoon niet. Hij moest er mee omgaan. Zacht zuchtte hij. Witte wolkjes stegen op in de lucht. Het was hier gewoon te koud voor hem; hij wilde hier niet zijn. Langzaam zette hij een stap in de sneeuw. gelijk zakte Remember weg in de sneeuw. Niet al te ver, maar wel zo ver dat het hinderlijke zou zijn als hij zou gaan lopen. Maar ja, dat gaf hem niet. Zo dacht tenminste aan wat anders. Langzaam ploeterde hij voort. Bedachtzaam keek hij over de sneeuwvlakte. Zo ver als hij kon kijken zag hij een witte laag, weerspiegeld met de heldere lucht. Hij glimlachte en voelde hoe zijn warme adem langs hem verdween. Moeizaam vervolgde hij zijn weg, verder de sneeuwvlakte op. Remember had geen enkele reden om hier te zijn; met de ijzige kou. Maar het hinderde hem niet zo. Hij voelde zich wel op zijn gemak. Na een tijdje ploeteren meende hij opeens iets te horen. Remember stond stil en dacht een zacht gehinnik te horen, paniekerig. Als een jong veulen. Met zijn bruine ogen keek Remember naar de richting van het geluid. Maar hij zag niks. Zijn bruine kijkers gleden nog steeds over het gebied. Hij zuchtte. De horizon kwam al. Het was altijd weer prachtig. Iedere avond weer. Hier kon hij niet overnachten. Hij moest dus voor nacht bij het wilgenwoud zijn. Of ergens in die richting. Hij zuchtte. Galoppeerde toen aan. Stoof over de sneeuwvlakte. Uiteindelijk kwam het grote gebergte in zicht. Ja, dat was het reusachtige drakenberg. Eens zien of hij er dit keer doorheen kwam, zonder het tegenkomen. Van een of andere slechtzak, of beer, of wolf. Wat toch wel erg lastig was. Met enige moeite galoppeerde hij de berg op. Keek even rond. Niets te bekennen. Geen beer, geen wolf, geen slechtzakje. Nope niemand, en niets. Oké, op naar de zee. Hij keek even over het gebergte uit. Daar zag hij het al. Het begin van het wilgenwoud. Hij galoppeerde de berg af, racete over het zand. En stoof door de bossen. Uiteindelijk stond hij stil. Gewoon ergens midden in het woud. Zonder er erg in te hebben. Viel hij in een diepe slaap. De volgende middag alweer. Liep hij een merrie tegen het lijf. Een leuk ijslandertje. Vrolijk, en vriendelijk keek hij naar de merrie. Hij kon het wit in haar ogen zien. Blijkbaar was ze erg bang voor hem. Was hij nou zo eng? Even keek hij in zijn spiegelbeeld in het meer. Nee toch? Nee, dat kon niet. Zijn hele uitstraling was harstikke vriendelijk. ''Hallo, ik ben Remember en jij?'' Vroeg hij maar vriendelijk om haar gerust te stellen. ''Waarom ben je bang? Ik doe je heus niets hoor. Ontspan maar. Ik bescherm je veel liever, voor dieren die je wel iets doen.'' Stelde hij haar nogmaals gerust. Hij keek even rond. Ze rook opzich wel naar een kudde. Maar dat kon hij natuurlijk fout hebben.