VUUR EN IJS
Een verhaal van Boudicca en Sammy / Twilight fanfic
Vuur en IJs is een verhaal die je laat zien dat de grootste vijanden zelfs samen kunnen leven. Hoe groot de verschillen tussen de twee personen ook zijn - alles kan. Zullen er samenwerking ontstaan die normaalgesproken ondenkbaar zijn? Zullen er vriendschappen, bondgenootschappen of zelfs liefdes onstaan? Of is de natuurlijke versie van dit alles het juiste eind? Volg hier een verhaal die je laat inzien dat alles mogelijk is. Een vampier en een weerwolf - twee natuurlijk vijanden - die plotseling samenkomen zonder dat ze dit echter willen. Maar de vraag is: pakt dit wel goed uit...?
Boudicca vertolkt de weerwolf Rudolf, die van een mug een olifant maakt en een weldegelijke sadist is.
Sammy richt zich op Scarlett, de vrouwelijke newborn vampier die een bijhoorlijke eigen wil heeft.
PROLOOG
Proloog komt!
HOOFDSTUK ÉÉN | SCARLETT | ONTDEKKINGEN
Hoofdstuk | Personage | Hoofdstuktitel
Een verhaal van Boudicca en Sammy / Twilight fanfic
Vuur en IJs is een verhaal die je laat zien dat de grootste vijanden zelfs samen kunnen leven. Hoe groot de verschillen tussen de twee personen ook zijn - alles kan. Zullen er samenwerking ontstaan die normaalgesproken ondenkbaar zijn? Zullen er vriendschappen, bondgenootschappen of zelfs liefdes onstaan? Of is de natuurlijke versie van dit alles het juiste eind? Volg hier een verhaal die je laat inzien dat alles mogelijk is. Een vampier en een weerwolf - twee natuurlijk vijanden - die plotseling samenkomen zonder dat ze dit echter willen. Maar de vraag is: pakt dit wel goed uit...?
Boudicca vertolkt de weerwolf Rudolf, die van een mug een olifant maakt en een weldegelijke sadist is.
Sammy richt zich op Scarlett, de vrouwelijke newborn vampier die een bijhoorlijke eigen wil heeft.
PROLOOG
Proloog komt!
HOOFDSTUK ÉÉN | SCARLETT | ONTDEKKINGEN
Hoofdstuk | Personage | Hoofdstuktitel
- Spoiler:
- Het herhalende geklapwiek van vogels was te horen terwijl Scarlett het raam open had gezet en met haar bovenlichaam over het raamkozijn hing. De lucht was gevuld met duisternis; iets wat typisch bij de stemming paste. Een zucht verliet haar keel en haar dieprode ogen keken uit over het uitgestorven bos. Ondanks dat het midden in de nacht was, leek haar huid de kou niet aan te voelen. Er brandde geen licht in de kamer en enkel de maan en sterren deden het in en rondom het huis verlichtten. Overig licht was überhaupt overbodig; haar ogen waren zo ongelovelijk goedziend waardoor dit onnodig was.
Zoals gewoonlijk was er geen enkel teken van slaperigheid te vinden in haar lichaam. Nogmaals zuchtte ze - wat ook een overbodige handeling was omdat ze totaal geen zuurstof nodig had - terwijl haar lichtblonde lokken door de wind werden meegezogen in de eindeloos durende duisternis. Vogelzwermen vormden 'V'-silhouetten in de donkere hemel. Gekras weergalmde, een geluid wat hoogst waarschijnlijk niet door de slapende mensen te horen was. Niet dat deze mensen in de buurt woonden; het huis waar Scarlett in verbleef was afgelegen. Het lag net naast het bos, rond de inham van de eerste bomen, waar de mensen niet kwamen. Nee, daar was het te gevaarlijk. Veels te gevaarlijk.
Wind vloog zachtjes in haar gezicht. Buiten het feit dat het haar haar deed meedrijven gebeurde er niets. Het voelde niet warm, niet koud. Het voelde aan als een vlinterdun vliesje dat zich rondom haar gezicht vormde. De plotselinge geur die werd meegewoekert door de doorzichtige lucht bereikte haar gezicht. Haar mond, haar neus. Iets wat vrijwel meteen het water in de mond liet lopen. Mensen - de enige schuldigen die de plotselinge dorst deden opwekken. Abrupt kapte ze de reuk af door haar kaken op elkaar te klemmen. Snel draaide ze haar lichaam om, liep de overige ruimte in die haar kamer bezat.
Het huis was niet groot. Het was iets wat mensen die dichtbij durfden te komen deed omdraaien. Op de één of andere onverklaarbare manier leek het een soort angstaanjagende schaduw mee te dragen, iets wat een normale sterveling deed huiveren. Dat terwijl er niets mis mee was; het zag er uit alsof er mensen konden wonen. Tóch had het een raar effect op anderen, zorgde voor kippenvel op hun lichtroze lichamen. Kwam dat door het persoon dat hier in leefde? Het persoon dat niemand van de mensheid ooit gezien had? Tenminste, er waren enkele mensen die haar gezien hadden. Alleen waren die personen dood.
Lichte rood/rozige kleuren kleurden de normaal blauwe lucht. De frisse lucht droeg een hoop verschillende kleuren met zich mee, verwoeken zich in elkaar om haar lichtelijk in de war te brengen. Ze sloot voor een moment haar ogen - wat allemaal in een vierde van een seconde gebeurde - en na een hele korte tijd opende ze ze weer. Meteen schoot ze naar links, de bomen vlogen zigzaggend voorbij. Ondanks het lichaam zich heel snel voortbewoog was haar zicht nog uitstekend en wist ze alles van elkaar te onderscheiden. De geur was ondragelijk. Het deed haar het water in de mond lopen. Haar instinct nam haar lichaam volledig over. Zonder na te hoeven denken sprong ze over boomtakken, ontwijkte ze een groot rotsenblok en rende met het enige doel de geur te bereiken. Dit gebeurde; dit alles gebeurde binnen tien seconden. En uiteindelijk bereikte ze de prooi.
Het was een man die rond de zevenentwintig was en had geen flauw idee van haar aanwezigheid. Aan de uitrusting die de man bij zich droeg te zien merkte ze op dat hij aan het jagen was. Voor ze verder nog over iets enkels kon nadenken overrompelde de geur haar. Ze was nu zo dichtbij, het was niet meer uit te houden. Normaalgesproken verscheen ze opeens, vond ze het zo nu en dan wel iets uitdagends hebben het slachtoffer eerst kennis te laten maken met haar schoonheid. Nu deed ze dit niet. Voor de man een woord uit kon brengen weerklonk het luidde gekraak al, wat inhield dat de botten van de man verbrijzeld waren. Niet veel later was al het bloed leeggezogen en liet Scarlett het karkas uit haar handen vallen. De punten van haar middellange haar waren roodgekleurd door het bloed dat zich in de plukken had vermengd. Ze was niet iemand die vredig en voorzichtig omging terwijl ze dronk. Scarlett was iemand die zich als een monster op de prooi worp, om het aan stukken te scheuren. Ze was nou eenmaal een monster, dan kon je het net zo goed op die manier uiten.
In de lichtblauwe jurk die ze droeg waren enkele scheuren verschenen en de mooie zijden stof was op sommige plekken ook rood. Normaal zou een leeg, dood lichaam aandacht trekken. Ze zouden weten dat er iemand vermoord was. Gelukkig was zij van alle kennis voorzien om dit te weten. Ze boog door haar knieën in een flitsbeweging, liet haar roodgelakte nagel over het gezicht van de man glijden. De man die binnen enkele seconden van zijn leven was beroofd. Aangezien het bos niet bezocht werd - buiten sommigen om die hier kwamen jagen - kon ze het lichaam zonder zorgen laten liggen. Niemand zou iets te weten komen. Ze zette haar slanke lichaam weer overeind. De schoonheid die de vampier met zich meedroeg leek verbazingwekkend voor de vogel die zich in de struiken tegenover haar bevond.
Plotseling besefte ze dat ze diep in het bos was. Ze kwam hier natuurlijk vaak en had het binnen een halfjaar uitgekamd. Alleen was ze door de jacht verder in het bos verkeerd. Er waren hier andere geuren verscholen. Geuren die voor haar onbekend waren. Zo nieuwsgierig als ze was stapte ze met soepele passen richting de geuren. Een aantal leken mensengeuren te zijn, terwijl anderen weer iets totaal vreemds waren. Raar, zoiets had ze nog nooit meegemaakt. Ze had nog steeds dorst en bij elke gedachte hieraan laaide het vuur in haar keel weer op. Maar ze had immers niet voor niets gedronken; de ergste vlammen waren geblust waardoor de verleiding te weerstaan was. Mensenbloed deed haar altijd roekeloos worden, maar ze had voor nu genoeg beheersing om het de komende uren uit te houden. Het ergste dan, de dorst bleef er immers altijd. Haar handen vermorzelden de takken die in haar greep terechtkwamen. Zo werkte ze zich langs de rand van het bos - begon ze zich steeds verder naar een uitweg te werken. De laatste takken verdwenen in haar handen die van steen leken. Met licht gekraak braken de takken door en werd het duidelijk. Haar zichtsveld werd gevuld met het aanzicht van een wit gebouw. Een school? Ja, het was een school. Ze kneep haar ogen ietsjes tot spleetjes om haar zicht nóg iets te versterken. Ze snoof geïrriteerd.
"Weerwolven..." mompelde ze. Haar stem werd gekleurd met een valse klank die ondanks dat nog steeds bloedmooi klonk. Alsof een vogel zijn dagelijkse liederen zong. Weerwolven. Weerwolven? Ze had gedacht dat Felic dit bedacht had. Maar de manier waarop hij de geur had beschreven, wist ze dat het niets anders kon zijn. Ze was er op dat moment immers zelf bij. De geur die ze beide roken, het verhaal wat hij daarbij vertelde. Nee, dit moest zo zijn. Snel bande ze de gedachten van Felic uit haar hoofd. Hij verdiende geen gedachten. Ze richtte zich weer tot het weerwolven gedoe. De mensen die zonder het te weten omsingeld werden door een of meer weerwolven konden haar niet zien. Haar krijtwitte lichaam was verscholen achter enkele takken. Een automatisch licht gegrom verliet haar keelgat.
"Weerwolven."
HOOFDSTUK ÉÉN | RUDOLF | IK BEN IK
Hoofdstuk | Personage | Hoofdstuktitel
Hoofdstuk | Personage | Hoofdstuktitel
- Spoiler:
- ‘Lalalalala, ik hoor je niet!’ brulde ik luid naar mijn twee jaar oudere broer James. Ik propte mijn vingers in mijn oren en keek een zwaar achterhaalde Japanse vechtfilm.
‘Nou Dolfie! Kan je het weer niet hebben?’ grijnsde hij terwijl hij pesterig zijn tong uitstak en de zak chips voor mijn neus hield. Eikel. Onze ouders hadden een zwak voor namen die met televisie te maken hadden. Of in ieder geval, zo waren ze aan James gekomen. Papa zou met een vriend iedere dag van de week, ieder vrij uurtje 007 heten.
Over vrienden gesproken: Mijn vader is hartstikke homo. Hij heeft een toffe vriend en ik maak er ook geen punt van. Degene die dat ooit gedaan hebben, heb ik zo’n tik voor hun kanis gegeven dat ze hem nu nog voelen als ik alleen maar in mijn handen wrijf. Dat doet me goed. Een macho? Nah, nee, dat ben ik niet.
Ik steunde met mijn hoofd op mijn elleboog, die plots onder me weg werd getrokken. Ik gromde luid.
James grijnsde.
‘Laat je niet zo opfokken joh! Sinds wanneer vind jij die televisiesoaps wat aan? Het is toch allang bekend dat…’ Ik keek stomverbaasd op toen hij een hele reeks namen uit de serie opnoemde die ik zo nu en dan voorbij had horen komen. Ik was meer aan het kijken om het kijken dan dat ik het echt zo ontzettend interessant vond. Soaps zijn over het algemeen te voorspelbaar en daardoor saai.
‘What the… Jij keek deze serie toch niet? Of is je vriendin er weg van?’ zei ik met een knap onschuldige blik.
Eén, twee, drie. Duiken! Ik schoot omlaag en hoorde de vuist van James langs mijn oren suizen. Ha! Daar kon hij slecht tegen. Voor hij weer uit kon halen, had ik al uitgehaald met mijn rechtervuist. Zijn wenkbrauw bloedde, maar hij leek zich er geen zorgen om te maken. Niet zo vreemd. Nog geen vijf minuten later was het toch wel genezen. Ik grijnsde hem bijna liefdevol toe.
Eén, twee, drie. Nu hield ik in mijn linkerhand zijn vuist vast. James was sterker dat mij, maar ik was zeker weten sneller. Negen van de tien keer kon James dat niet uitstaan. Als klein kind deden we regelmatig wedstrijdjes. Als James dan niet kon winnen, stak hij zijn voet uit, of hij keilde iets tegen mijn kop aan zodat ik wel om moest kijken en me dan voorbij stoof. Hij was niet zo eerlijk als hij eruit ziet of al die anderen zeggen. Het is zo’n ontzettende schijnheilig rotkind, maar dat weet hij zelf ook dondersgoed.
Gegrom. James wilde een echt gevecht aan? Ah, daar had ik nu wel trek in. Die huiswerkstress was nou niet bepaald aanlokkelijk en in de soapserie ging het nu te keer op een manier wat ik privé noem. Ik snap niet dat iemand echt met regelmaat die aflevering ging kijken. Het enige waarvoor ik zou blijven zitten was de zak chips. Waar was die overigens nu beland? Nou ja, doet er ook echt niet toe. Ik had toch geen honger.
Nog geen twee seconden later zag ik hem al: De chippies hadden hun dood in de hoek gevonden. James strekte één voor één met een knakkend geluid zijn vingers uit en keek me grijnzend aan. Ik rilde: Ik vind het zo’n walgelijk geluid, dat knakken. Gebroken botten: Geen punt, maar dat knikken: Brr! Uiteindelijk leek James mijn nietszeggende blik zat te zijn. Hij liep op me af en duwde me ruw naar buiten toe.
‘Kom op nou!’ bromde hij. Ik trok het T-shirt over mijn voorhoofd heen, rilde niet ondanks de toch best wel koude vijftien graden. Al gauw voelde ik een tintelend gevoel door mijn vingertoppen, dat steeds warmer werd. Uiteindelijk barstte ik uit mijn huid en stond ik brullend op vier poten. Voor mij stond een roetgrijze wolf met een opgetrokken bovenlip.
Laten we dit als mannen onder elkaar oplossen: Kom vechten dan!