In een ritmisch tempo was er duidelijk gekraak hoorbaar. Gekraak en geknisper van hoeven die keer op keer in de sneeuw werden gezet om vervolgens weer werden opgetrokken voor de volgende pas. Stap was een viertelgang, wat zo ook goed te horen was nu er door de sneeuw gelopen werd. Het was trouwens niet alleen de sneeuw die je hoorde, ook wat verdwaalde dorre bladeren en bevroren gras droeg bij aan dat geluid. Echter was dat niet het enige wat je hoorde. Overal waren de tekenen van kleine bosdiertjes zichtbaar. Diertjes die uit hun schuilplaats kwamen op zoek naar voedsel. Het waren wezentjes waar Rebirth het liefst zijn tanden in plantte, om ze vervolgens met een enorme zwaai tegen de brede stam van een boom aan te knikkeren. Met een dof geluid zouden ze in de sneeuw belanden, volledig gedesoriënteerd als ze nog leefden. Aan de andere kant was het de moeite ook niet waard, als hij elk klein irritanten wezen aan zou moeten pakken zou hij eeuwig bezig zijn, de een na de andere. En gezien de lage plaats in de voedselketen plantte ze zich ontzettend snel voort, daar zou hij in zijn eentje nooit tegenop kunnen. En de jonge gitzwarte hengst was zo verstandig er niet eens aan te beginnen. Het kon natuurlijk zo tussendoor wel een lolletje zijn, maar op de lange termijn zou het geen plan zijn om volledig uit te voeren, zelfs niet als zijn partner in crime hem zou helpen. Waar Destroyer uit hing kon Rebirth niet zeggen. Het was nog niet eerder voorgekomen dat ze zo lang en zo veel uit elkaar waren, in het verleden had niets hen kunnen scheiden, maar wat was er nu gebeurd dat het wel het geval was. Kort schudde de hengst zijn hoofd waarbij zijn dikke voorlok heen en weer wiegde. De afgelopen periode had hij als saai, vervelend en nutteloos ervaren. Hij had niets gedaan wat een noemenswaardige prestatie was, iets om trots op te zijn en voor uit te komen. En die drang was toch wel duidelijk aanwezig in de jonge hengst. Hij wou erkent worden door anderen, zelf de nieuwelingen in Dream Horses zouden zijn naam binnen de kortste keren te weten moeten krijgen. Iedereen –met uitzondering van zijn tweelingbroer en favoriete zusje – zou hem met een grote boog moeten ontzien, voor hem opzij moeten wijken zodra hij erdoor wou. Hij vond zelf dat hij dat respect verdiende, de goede bloedlijn had hij er in ieder geval wel voor, als erkende zoon van Azacar. Hij had vaag gehoord dat zijn vader ook een zoon had verwekt bij een merrie die gevangene was geweest van de kudde, maar gezien het halve goedzakbloed dat het jonge veulen voerde kon Rebirth hem niet als familie beschouwen. Enkele van zijn halfzusters kon hij al niet eens waarderen, en eentje die er buiten viel voldeed dus helemaal niet aan de plaatje.
Een luide hinnik schalde tussen de naaldbomen door, een hinnik die bestemd was voor maar één iemand, voor één hengst. Een speciale wel te verstaan; zijn enige echte tweelingbroer. De enige die een volle broer van hem was. Op een of andere manier hadden ze altijd heel goed met elkaar overweg gekund, van ruzie of onenigheid was amper sprake geweest. Ze gunde elkaar namelijk hun lolletje, of dit nu een merrie betrof of een poging een goedzak de stuipen op het lijf te jagen. In een kalm en stevig tempo stapte de Warlander hengst door. Hij bezat duidelijk meer elegantie dan een Fries maar miste niets van de stevige en sterke bouw van zijn vader. Toch was zijn lichaam soepeler en sneller, dankzij het bloed dat ze van hun moeder hadden gekregen. Een kruising Fries-Andalusiër werd ook wel Warlander genoemd. En die naam paste perfect bij de twee donkere tweelingbroes. Beide met één blauw en één bruin oog, maar ook zo dat het bij beide omgedraaid was. Zo had Rebirth een blauw linkeroog en een bruin rechteroog en was het in Destroyers geval zo dat hij een blauw oog rechts had en een bruine links. Het gaf hen beide wat unieks maar hoorde toch ook wel weer bij het feit dat ze vlak na elkaar uit dezelfde moeder geboren waren. Ongeduldig weerklonk er nog een roep voor zijn broer, nooit had Rebirth geduld gekend, zelfs niet voor zijn allerliefste tweelingbroer.
Een luide hinnik schalde tussen de naaldbomen door, een hinnik die bestemd was voor maar één iemand, voor één hengst. Een speciale wel te verstaan; zijn enige echte tweelingbroer. De enige die een volle broer van hem was. Op een of andere manier hadden ze altijd heel goed met elkaar overweg gekund, van ruzie of onenigheid was amper sprake geweest. Ze gunde elkaar namelijk hun lolletje, of dit nu een merrie betrof of een poging een goedzak de stuipen op het lijf te jagen. In een kalm en stevig tempo stapte de Warlander hengst door. Hij bezat duidelijk meer elegantie dan een Fries maar miste niets van de stevige en sterke bouw van zijn vader. Toch was zijn lichaam soepeler en sneller, dankzij het bloed dat ze van hun moeder hadden gekregen. Een kruising Fries-Andalusiër werd ook wel Warlander genoemd. En die naam paste perfect bij de twee donkere tweelingbroes. Beide met één blauw en één bruin oog, maar ook zo dat het bij beide omgedraaid was. Zo had Rebirth een blauw linkeroog en een bruin rechteroog en was het in Destroyers geval zo dat hij een blauw oog rechts had en een bruine links. Het gaf hen beide wat unieks maar hoorde toch ook wel weer bij het feit dat ze vlak na elkaar uit dezelfde moeder geboren waren. Ongeduldig weerklonk er nog een roep voor zijn broer, nooit had Rebirth geduld gekend, zelfs niet voor zijn allerliefste tweelingbroer.
&Destroyer
Hell is empty and the devils are here.
Hell is empty and the devils are here.