&&Remember
Pain.
Pain.
Pijn. Wat was nou eigenlijk pijn? Wat bedoelen ze nou eigenlijk met pijn? Het is iets raar eigenlijk. Ik heb pijn. Wat heeft die dan. Ja pijn, maar wat bedoelen ze daar nu in hemelsnaam mee? Wat is dat nou toch. Je hebt pijn. Het bloedt. Moet het dan pijn doen? Wat moet het dan? Het is een raar onderwerp om over te denken. Net zoals blij. Je bent blij. Ja hallo. Eigenlijk zijn veel zo’n dingen raar. En moeilijk. Ingewikkeld. Dat zijn ook zo’n dingen. Wat moet je nou met zo’n woorden? Wat is het nut ervan? Nooit zal iemand een antwoord geven. Nooit heeft iemand dat hem kunnen geven. Niemand gunt hem dat. Heeft hij wel een pijn gevoeld? Hoe voelt pijn, hoe ziet het eruit? Wat is nou in hemelsnaam pijn? Hij wou het weten. Hij moest het weten. En wel zo snel mogelijk. Hij kon niet wachten tot hij het kreeg. Hij moest ernaar vragen. Vragen om pijn, dat is zo vreemd. Niet voor hem maar voor de andere. Zij zouden hem of te wel gek verklaren of hem pijn gunnen. Nu, wil hij wel pijn? Wil hij het echt voelen? Eigenlijk meer weten wat het is. Moet je het daarvoor voelen? Als hij het niet kent kan hij het niet weten. Toch? Je kan er zo hard over nadenken dat je alles wat rond om je gebeurt vergeet. Hij keek meten rond hem toen hij daar aan dacht. Waar was hij? Waar in hemelsnaam was hij? Het was een uitgestorven plek met weinig begroeiing. En hele lage plantjes. Zijn stapjes klonken hier hard. Maar dat was ook wel het enigste wat hij hier hoorde. Hij keek rond en stapte trager. Waroor tussen elk geluid van zijn hoeven 3 seconden stilte was. Minstens 10 seconden. Hij probeerde zijn geluid zachter te laten klinken. Het werkte deels. Hij hield halt wanneer hij een grote berg zag. Een vulcanus. Dat is Latijns voor vulkaan als je het nog niet wist. Hij was deels Latijns. Dat denkt hij omdat zijn vader Latijns kon. Dus hij komt misschien van Griekenland. Ofzo. Hij hield ervan om Latijns te spreken. Hij kende veel zo van die woorden. Gewoon doodnormale woorden. Zoals vulkaan. Hij snoot ervan. Hij zou het met niemand willen delen. Dit was van hem. Enkel van hem. Hij zal dan ook nooit iemand Latijns leren. Misschien een woordje, als hij tegen iemand praat zegt hij soms ook wel een Latijns woord. In plaats van Nederlands. Dat vond hij niet erg hoor. Nee, hij houd ervan. En vooral om de gezichten van de paarden te zien als ze het niet snapte. Dat was echt grappig. Maar misschien, heel misschien kwam hij ook een paard tegen dat ook deels Latijns kon. Dan was hij wel niet de enige meer. Dat is deels leuk en deels niet. Want je kon het zien als: Dan ben ik niet de enigste meer! Of: Dan ben ik niet de enigste meer.. Als je snapt wat ik bedoel. Bij mij is het tussenin. Van elk wat. Dat is net –voor hem- als kiezen tussen goed en slecht. Die keuze had hij niet gemaakt. En dat zou hij niet zo snel doen. Nee, hij ging geduldig wachten. Tot een soort van teken. Een teken van goed of slecht. Dat was wat hij ging doen. Wachten. Ook al moest hij heel lang wachten, hij ging niet zomaar wachten. Nee dat was echt niks voor hem. Hij had een reden nodig. En deze keer had hij die zeker! Ineens ging de hengst zijn kleine neusje omhoog. Hij rook een geur. Een geur van een ander paard. Een paard dat hij niet kende. Dat kon iedereen eigenlijk zijn. Hij kende hier namelijk niemand. Dit was zijn tweede gebied waar hij was. En hier komen was niet zijn bedoeling. Niet dat het erg is. Nee, nieuwe gebieden zijn leuk. Lekker gezellig toch? En ook nieuwe paarden. Misschien dat ze hem konden helpen. Oftewel met het gedoe van pijn of van slecht en goed. Hij zag een gedaante, en ineens het hele paard. Hij kon zich niet bedwingen en vroeg meteen ; “Wat is pijn?” Daarna keek hij het paard aan. Zijn ogen probeerde het hele paard in de smiezen te krijgen.