Czarith schreef:
|| IVI & SPUTNICK ||
Het regelmatige geklapwiek van enorme vleugels, de langdurende regenbui, gepaard met een warmere temperatuur spoelde de restjes sneeuw weg. Het was tijd. Zijn borstkas ging op en neer, hij blies de adem in zijn longen lichtjes snuivend uit, om weer frisse lucht op te nemen. De harde ondergrond kreeg hier en daar scheurtjes door de dreunende klappen van zijn hoeven. Die een hard kletterend geluid achterlieten. Wat even verder weerklonk, maar door de grote vlakte al snel nieuwe generatie. Slecht zijn zou niet meer een stempel krijgen die iedereen kon krijgen zijn. Nee, het zou weer uniek worden, iets waar andere paarden pure angst voor zouden hebben. Hij snoof lichtjes en stak zijn hoofd in de lucht, vaart minderend. Met tikkende passen kwam hij in een stevige draf terecht. Het ronddwalen zou nu eindigen, hij had eend doel gekregen en was vastbesloten dat doel te bereiken. Het getik van de regen op de grond stopte langzaam aan. Toch was zijn donkere appelgrijze vacht doordrenkt en hingen zijn manen met slierten langs zijn hals. Zijn staart, die er ook slierterig bij hing, stak in de lucht. Zijn hals had hij lichtjes gebogen terwijl hij met een stevige pas verder draafde. De grond onder zijn hoeven, die de hele tijd op een rustige manier gestegen was, steeg nu op een gevaarlijk steile manier. Met zijn achterhoeven zette hij zich nu wat krachtiger af bij elke pas. Iets waardoor zijn spieren lichtjes te zien waren onder zijn huid. Zijn ogen, die zo’n diepbruine kleur hadden dat ze zwart leken, staarden kil voor zich uit. En zijn oren had hij door lichte frustratie diep in zijn nek geduwd. Gelukkig duurde het stijgen maar even, hoewel er nu een gevaarlijker deel kwam; het dalen. Hij hield zijn hoofd in de lucht en wat meer naar achteren, ook probeerde hij wat naar achter te leunen. En ze draafde hij rustig van de berg af. als je wou mocht je hem nu een watje noemen. Maat hij wou nog niet dood, niet voordat zijn doel bereikt was. Het stukje naar beneden was ook al snel voorbij, en Czarith bleef even staan. Hij snoof lichtjes, een geur opvangend die vaag bekend was. Nogmaals snoof hij, waarbij een grijnsje zijn lichtjes gescheurde lippen sierde. Een van hun was dichtbij.
Zijn passen waren al snel versneld, en zijn hals strekte hij uit, zijn oren plat in de nek, om optimale snelheid te krijgen, en zijn staart vloog achter hem aan. Zijn manen zagen eruit alsof ze er zo af konden vliegen door de snelheid die hij maakte. Een gevaarlijk scherpe bocht deed hem lichtjes onderuitgaan, maar vallen deed hij niet. Hij duwde zijn achterbenen sterk af tegen de ondergrond en kwam weer recht voordat hij viel. Niet dat het hem nu iets deed. Hij moest nu bij het paard zien te komen. De geur werd sterker, maar omdat het even geleden was toen hij de paarden, had ontmoet, kon hij niet onderscheiden welk paard wie was. Zouden de twee paarden elkaar kennen? Dat was ergens best onwaarschijnlijk, maar handig. Behalve als ze iets tegen elkaar hadden natuurlijk.
Met een sliding stop kwam hij stil, hij strekte zijn hals uit naar boven en liet een krachtige hinnik weerklinken. Het was tijde.
‘Give me a slice of your life..’
*Beslis maar wie eerst komt, als de andere er dan bij kan laat ik het weten.*
Je bent niet ingelogd. Log in of registreer je
Give me a slice of your life
2 plaatsers
2 Re: Give me a slice of your life do 23 feb - 6:50
Ividanara
The Beautiful Nightmare
...
Het was de stilte die hier opviel. Geen enkel geluid ,op het rustige waaieren van de wind na, was hoorbaar en een rustige stilte was gecreëerd. 'Stilte'; het klonk als een term die perfect bij een goed paard zou passen maar ditmaal was dat niet het geval. De stilte híér was mystiek, als een stilte voor een storm. Een bepaalde kracht was hier altijd aanwezig die je meteen waarschuwde voor gevaar, en dit was er niks voor niks. De gebied, met de scherpe rotsen en de gevaarlijke dallen, was geen plaats voor goede paarden om te komen. In tegendeel. Dit land had zoiezo al niet bepaald een hoog aangezien of een hoog bevolkingsgroep maar goed paard was hier zeldzaam. Slechts de dapperste paarden baande zich een weg hier naartoe, en dan moesten ze zich nog eens een keer over hun hoofd krabben om te bedenken of ze nog terug kwamen.
De enorme, bruine rotspartij stak vorstelijk af bij de lichte wolken die op de achtergrond aanwezig waren. Deze plaats had zijn naam niets voor niks zo gekregen en in dit stadium van de dag was het moment dat te zien. Tegen de lucht zag je de groteske rotsen en hoezeer deze leken op de rug van een draak. Uitstekende rotspunten , steile klippen en hoge plateau's maakte het compleet. Er was geen twijfel mogelijk dat dit de plaats was waar velen hun laatste adem hadden uitgestoten en waren weggezonken in een eeuwige slaap. Dit was de drakenberg...
Het luidde gehinnik verspreidde zich als water dat zijn weg zocht door de aardbodem en werd door de eindeloze rotspartijen weerkaatst en verder gebracht. Het was net of een gitzwart wezen dit moment had zitten afwachten. Plóts was ze daar, met haar zijdeachtige vacht glanzend in de waterige stralen van een zon in de winter en haar spieren rollend over haar romp. Majestueus danste ze uit haar schuilplaats zich nu blootgevend aan het leven en andere zielen. Aan haar lichaam , aan haar zelfverzekerde beweging maar vóóral aan haar ogen was meteen af te lezen dat deze merrie een potentieel moordwapen was. Mocht niet al van angst van een klip vallen dan was de kans groot dat deze nachtzwarte fries je leven een andere wending kon geven, en daar zou ze niet voor terugdeinzen. Je overgeven aan háár was je overgeven aan een katapult, ze zou je wegschieten naar een nieuwe dimensie en een nieuw bestaan. Elk element dat atletiek nodig had bezat het lichaam van de merrie en dat maakte haar moordend. Ze was niet zomaar een illusie maar ze was écht , en zo sluw als een cobra.
De cadans van haar tred werd -zoals altijd- nog met evenveel souplesse uitgevoerd als de piaffe van een dressuurpaard. In deze ongelofelijke gang wendde ze zich tot een dal. Wanneer je naar beneden zou kijken zou je enkel rotspartijen te zien krijgen, maar ze wist dat het dodelijk was als je erin tuimelde. Ook was het dal onmenselijk groot, in ivi's ogen de ultieme onmogelijkheid en dan was precies de rede waarom haar aandacht erop gevestigd lag. In een snel tempo trok ze haar knieën in een haar passen op en naderde het dal dichter en dichter. Een greins trok over haar smoel heen. Toen zette ze met een énorme kracht in haar benen zich richting de overkant van een dal zonder ook maar een spoortje angst. Ze leek sneller door de lucht te glijden dan een sneltrein over het spoor. Met haar ontzagwekkende fysieke gaven bereikte ze feilloos de overkant, nog steeds was daar die greins aanwezig, dit was íví.
Haar leven was een onbesuisde stormloop naar onzekerheid en gevaar én avontuur was tevens een grootbelang. Zonder deze elementen zou het saai zijn, geen bal aan, dit was geweldig. Zij , de merrie wie het daglicht niet verdragen kon, bracht haar hoeven klaterend over de rotspunten waardoor er vonken vanaf spoten. Het was haar opgevallen dat een tegen de lucht afgetekend stond , in harmonie met de rotsen, en dat dat het wezen was dat de roep had uitgestoten. Nu was ze op weg naar dit wezen, om te kijken wat deze te melden was. Ze was nieuwsgierig, welk beest deze gevaarlijke tocht maakte om hier te komen en vooral waarvoor.
En toen, recht voor de neus van de hengst, hield de grafietzwarte merrie dan halt. Haar excentrieke ogen lagen op hem, aan iets kon ze merken dat hij iets te zeggen had en dat was de rede dat ze haar mond hield en simpelweg wachtte tot de hengst het haar zou zeggen...
Het was de stilte die hier opviel. Geen enkel geluid ,op het rustige waaieren van de wind na, was hoorbaar en een rustige stilte was gecreëerd. 'Stilte'; het klonk als een term die perfect bij een goed paard zou passen maar ditmaal was dat niet het geval. De stilte híér was mystiek, als een stilte voor een storm. Een bepaalde kracht was hier altijd aanwezig die je meteen waarschuwde voor gevaar, en dit was er niks voor niks. De gebied, met de scherpe rotsen en de gevaarlijke dallen, was geen plaats voor goede paarden om te komen. In tegendeel. Dit land had zoiezo al niet bepaald een hoog aangezien of een hoog bevolkingsgroep maar goed paard was hier zeldzaam. Slechts de dapperste paarden baande zich een weg hier naartoe, en dan moesten ze zich nog eens een keer over hun hoofd krabben om te bedenken of ze nog terug kwamen.
De enorme, bruine rotspartij stak vorstelijk af bij de lichte wolken die op de achtergrond aanwezig waren. Deze plaats had zijn naam niets voor niks zo gekregen en in dit stadium van de dag was het moment dat te zien. Tegen de lucht zag je de groteske rotsen en hoezeer deze leken op de rug van een draak. Uitstekende rotspunten , steile klippen en hoge plateau's maakte het compleet. Er was geen twijfel mogelijk dat dit de plaats was waar velen hun laatste adem hadden uitgestoten en waren weggezonken in een eeuwige slaap. Dit was de drakenberg...
Het luidde gehinnik verspreidde zich als water dat zijn weg zocht door de aardbodem en werd door de eindeloze rotspartijen weerkaatst en verder gebracht. Het was net of een gitzwart wezen dit moment had zitten afwachten. Plóts was ze daar, met haar zijdeachtige vacht glanzend in de waterige stralen van een zon in de winter en haar spieren rollend over haar romp. Majestueus danste ze uit haar schuilplaats zich nu blootgevend aan het leven en andere zielen. Aan haar lichaam , aan haar zelfverzekerde beweging maar vóóral aan haar ogen was meteen af te lezen dat deze merrie een potentieel moordwapen was. Mocht niet al van angst van een klip vallen dan was de kans groot dat deze nachtzwarte fries je leven een andere wending kon geven, en daar zou ze niet voor terugdeinzen. Je overgeven aan háár was je overgeven aan een katapult, ze zou je wegschieten naar een nieuwe dimensie en een nieuw bestaan. Elk element dat atletiek nodig had bezat het lichaam van de merrie en dat maakte haar moordend. Ze was niet zomaar een illusie maar ze was écht , en zo sluw als een cobra.
De cadans van haar tred werd -zoals altijd- nog met evenveel souplesse uitgevoerd als de piaffe van een dressuurpaard. In deze ongelofelijke gang wendde ze zich tot een dal. Wanneer je naar beneden zou kijken zou je enkel rotspartijen te zien krijgen, maar ze wist dat het dodelijk was als je erin tuimelde. Ook was het dal onmenselijk groot, in ivi's ogen de ultieme onmogelijkheid en dan was precies de rede waarom haar aandacht erop gevestigd lag. In een snel tempo trok ze haar knieën in een haar passen op en naderde het dal dichter en dichter. Een greins trok over haar smoel heen. Toen zette ze met een énorme kracht in haar benen zich richting de overkant van een dal zonder ook maar een spoortje angst. Ze leek sneller door de lucht te glijden dan een sneltrein over het spoor. Met haar ontzagwekkende fysieke gaven bereikte ze feilloos de overkant, nog steeds was daar die greins aanwezig, dit was íví.
Haar leven was een onbesuisde stormloop naar onzekerheid en gevaar én avontuur was tevens een grootbelang. Zonder deze elementen zou het saai zijn, geen bal aan, dit was geweldig. Zij , de merrie wie het daglicht niet verdragen kon, bracht haar hoeven klaterend over de rotspunten waardoor er vonken vanaf spoten. Het was haar opgevallen dat een tegen de lucht afgetekend stond , in harmonie met de rotsen, en dat dat het wezen was dat de roep had uitgestoten. Nu was ze op weg naar dit wezen, om te kijken wat deze te melden was. Ze was nieuwsgierig, welk beest deze gevaarlijke tocht maakte om hier te komen en vooral waarvoor.
En toen, recht voor de neus van de hengst, hield de grafietzwarte merrie dan halt. Haar excentrieke ogen lagen op hem, aan iets kon ze merken dat hij iets te zeggen had en dat was de rede dat ze haar mond hield en simpelweg wachtte tot de hengst het haar zou zeggen...
Soortgelijke onderwerpen
Permissies van dit forum:
Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum