do you hear that love
there playing our song
Verdwaasd knipperde ze met haar ogen. Een zonnestraal prikte in haar ogen. ‘Wakker worden,’ leek het te zeggen. De merrie kneep haar ogen weer dicht, waarna ze die weer opende. Langzaam rolde ze zich op haar buik. Ze schudde haar manen en keek toen in het rond. Ze hoorde het water stromen, en de wereld was groen. Op enkele plekken lagen nog bultjes sneeuw, maar deze was bijna verdwenen. De winter zou snel over zijn, de temperaturen werden warmer, en de sneeuw was vervangen door regen. Niet dat ze daar zo'n fan van was, maar alles was beter dan sneeuw. Ze strekte haar voorbenen voor zich uit, en worp zich toen al mekkerend omhoog. there playing our song
Haar leven was veranderd in een draaikolk. Steeds alle kanten op worden gegooid. Steeds kreeg haar leven een andere wending, en steeds had ze een ander doel. Ze wilde Dream Horses verlaten, ze wilde slecht worden, ze wilde doodgaan, ze wilde.. Ze wilde van alles wat niet juist was. Ze wilde dingen die niet zo hoorden te zijn. Ze wilde... Ze wist niet meer wat ze wilde. Ze wilde nu enkel alleen zijn. In harmonie met de natuur om zich heen. Het was van haar, en zij was van de aarde. De aarde had haar geschapen. Haar allereerste voorouders, waarvan zij, en ieder ander paard om haar heen van afstamde. En de eerste moeder, werd Gaia genoemd. Zij was de moeder van de natuur, die alles mogelijk maakte. Het leven in de wereld voortmaakte. En op wonderschone plekken als waar ze zich op het moment bevond, was Gaia aanwezig. Gaia had zo haar dochters, die de wereld in balans probeerde te houden. En Gaia was bij haar trouwste dienaressen. Zij wist dat je de wereld in de handen van het vrouwelijke geslacht moest laten. Hun zachtaardige trekken zorgden daarvoor. Degene van het mannelijke geslacht wilden macht, gebruikten hun spieren in plaats van hun verstand. Geen wonder dat kuddes van merries meer welvarend waren en zijn in Dream Horses. Al waren hengsten aan de slechte zijde zo wreed. Merries wisten hoe het moest. Altijd al geweten. Zij waren de wereld. Zij waren Gaia's kinderen. De kinderen van moeder aarde.
De ochtendzon streelde de bruine vacht van de merrie. Haar lippen werden van elkaar verwijderd, en haar mond wijd open gesperd. Haar roze tong zwabberde naar buiten, en de gaap die haar mond verliet maakte het plaatje compleet. Ze zwiepte haar staart tegen haar flank aan. Haar vacht was weer verwijdert van de modder, en naar flink zwoegen zagen haar manen er ook nog eens verzorgd uit. Langzaam werden haar hoeven van de grond af gehaald, weg tussen het vertrouwde groene gras. In langzame tred vervolgde ze haar weg. Haar manen bewogen mee met haar gangen, en haar slanke benen bewogen sierlijk over het gras. Ze vervolgde haar weg langzaam naar beneden. Een glimlach stond op haar smoel geplant. Even voelde ze zich gelukkig, al was ze flink afgeslankt door een slechter deel in haar leven. Van dichtbij kon je misschien de kleine bobbels van haar ribben zien in haar flank. Ze zou vanzelf wel weer aansterken. Ze had er slechter uit gezien. Haar oren stonden ontspannen opzij. Af en toe draaiden zij bij het horen van geluid. Haar ogen waren nog half gesloten. Voor het eerst in haar leven was ze niet chagrijnig als ze net was opgestaan. Ze zuchtte eens. Soms waren de kleinste dingen in het leven de mooiste.
Het esthetische wezen bereikte de oever van de rivier. Zover ze kon kijken, zag ze de rivier door het gebied heen kronkelen. Haar hoofd liet ze naar het water zakken. Lucht verliet haar neusgaten, en de kringen ontstonden al in het water. Langzaam liet ze haar hoofd zover zakken dat haar lippen het koude, heldere water raakten. Lang bleef ze zo staan, kijkend naar haar eigen spiegelbeeld. Haar ogen sloten zich ontspannen. Ze zwiepte nog eens met haar staart, ze zacht om haar flank te raken, waarna het vervolgens alleen nog maar wat heen en weer wiegde. Het was goed zo.
{{ O P E N }}