Hij kwam aan bij de rand van het bloemenveld, en keek uit over een zee van prachtige kleuren. De zonnestralen vielen op de bloemblaadjes en weerkaatsten het licht zo, dat het een prachtige gloed gaf. Hij glimlachte, het was betoverend. Hij wilde zich zo graag in die gloed begeven, maar was bang dat hij met zijn zware hoeven de bloemen zou vertrappen. Toen zag Mezaj een opening, blijkbaar kwamen hier vaker paarden, en hadden ze een soort gangpad gecreëerd. Hij stapte naar het begin van het paadje, en bleef toen aarzelend staan. Het was niet erg breed, en de bloemen werden verderop in het veld steeds hoger. Wat zou erg gebeuren als hij een ander paard zou tegenkomen, eentje die niet aan de kant wilde gaan, of die iets kwaads in de zin had? Hij schudde zijn hoofd. Nee, dat was niet erg waarschijnlijk. Sowieso leek het er niet op dat hier erg veel paarden kwamen, dus hij kon net zo goed voor deze keer even zijn gedachten opzij zetten en genieten van de geuren en kleuren die dit veld voortbracht.
Mezaj zette zich in beweging in stapte met een licht zwevende tred, liet zijn manen door de wind omhoog blazen en snoof de zuivere, zoete lucht diep in zijn longen. Na een paar minuten kon hij zich niet meer afsluiten voor de gedachtestroom, die hem altijd lastig viel op de meest onhandige momenten. Hij liet hetop de loop gaan, en voor het eerst in zijn leven had hij het idee dat hij ervan kon genieten. Normaal waren het altijd zware, depressieve en zielige herinneringen en gedachten, maar nu hij hier tussen de bloemenpracht stond leek dat het te beïnvloeden. Hij ging in zijn hoofd terug aan de leuke momenten die hij had beleefd met zijn vader, toen hij nog een heel klein veulentje was geweest, en naar de middagen van reizen met zijn moeder toen hij wat ouder was. Wat ze hadden beleefd en wat hij allemaal had geleerd. Misschien was zijn jeugd helemaal niet zo slecht geweest als hij zich altijd had voorgehouden. Niet de leukste, nee dat zeker niet, maar misschien dramatiseerde hij het allemaal. Hij was immers klein geweest, naïef en jong, en als je jong ben verdraai je wel eens dingen...
Toen struikelde hij, en Mezaj kwam met een ruige klap terug in de werkelijkheid. Met zijn rechter voorste knie in de omgewoelde aarde, en zijn andere voorbeen voor zich uitgestrekt schudde hij hevig zijn hoofd, waardoor zijn manen alle kanten op gingen. Nee, hij had het niet verdraaid, ander gezien, of negatiever gemaakt. En die leuke momenten, daar was altijd op een brute manier een einde aan gekomen, zij het geweld of iets anders wat heftig genoeg was. Dat had hem gevormd tot wie hij nu was, een volwassen hengst met zijn hoofd altijd in het verleden, omdat het hem achtervolgde. Elke gebeurtenis in de werkelijkheid werd gekoppeld uit iets uit het verleden, waardoor alles, alles alles alles, een bittere ondertoon kreeg, een negatieve draai. Toch voelde hij zich al wat beter dan toen hij voor het eerst in dit gebied was aan komen lopen. De paarden die hij had ontmoet waren vriendelijk, behulpzaam. En bovendien had hij al een beetje plezier gehad, hij had een enige glimlach kunnen tonen, en dat op zich was al een wonder. Maar toch.
Hij miste haar zo. Ja, hij miste haar.
Mezaj zette zich in beweging in stapte met een licht zwevende tred, liet zijn manen door de wind omhoog blazen en snoof de zuivere, zoete lucht diep in zijn longen. Na een paar minuten kon hij zich niet meer afsluiten voor de gedachtestroom, die hem altijd lastig viel op de meest onhandige momenten. Hij liet hetop de loop gaan, en voor het eerst in zijn leven had hij het idee dat hij ervan kon genieten. Normaal waren het altijd zware, depressieve en zielige herinneringen en gedachten, maar nu hij hier tussen de bloemenpracht stond leek dat het te beïnvloeden. Hij ging in zijn hoofd terug aan de leuke momenten die hij had beleefd met zijn vader, toen hij nog een heel klein veulentje was geweest, en naar de middagen van reizen met zijn moeder toen hij wat ouder was. Wat ze hadden beleefd en wat hij allemaal had geleerd. Misschien was zijn jeugd helemaal niet zo slecht geweest als hij zich altijd had voorgehouden. Niet de leukste, nee dat zeker niet, maar misschien dramatiseerde hij het allemaal. Hij was immers klein geweest, naïef en jong, en als je jong ben verdraai je wel eens dingen...
Toen struikelde hij, en Mezaj kwam met een ruige klap terug in de werkelijkheid. Met zijn rechter voorste knie in de omgewoelde aarde, en zijn andere voorbeen voor zich uitgestrekt schudde hij hevig zijn hoofd, waardoor zijn manen alle kanten op gingen. Nee, hij had het niet verdraaid, ander gezien, of negatiever gemaakt. En die leuke momenten, daar was altijd op een brute manier een einde aan gekomen, zij het geweld of iets anders wat heftig genoeg was. Dat had hem gevormd tot wie hij nu was, een volwassen hengst met zijn hoofd altijd in het verleden, omdat het hem achtervolgde. Elke gebeurtenis in de werkelijkheid werd gekoppeld uit iets uit het verleden, waardoor alles, alles alles alles, een bittere ondertoon kreeg, een negatieve draai. Toch voelde hij zich al wat beter dan toen hij voor het eerst in dit gebied was aan komen lopen. De paarden die hij had ontmoet waren vriendelijk, behulpzaam. En bovendien had hij al een beetje plezier gehad, hij had een enige glimlach kunnen tonen, en dat op zich was al een wonder. Maar toch.
Hij miste haar zo. Ja, hij miste haar.