Deze plek gaf Kai een rustig, vredig gevoel. Het water dat over de rotswanden naar beneden stortte. De kleine witte merrie slaakte een vredige zucht. Haar lichaam was volkomen ontspannen. Haar manen zwiepten vrolijk mee op het ritme van de koele wind. Kai kon het ruiken. Het voorjaar kwam er weer aan. Een periode van liefde en leven. Zo ervoer ze het tenminste. Voor de meeste dieren was de lente het seizoen waarin ze zouden paren. Ook zouden er jonge dieren worden geboren. Liefde stond voor het paren en leven voor de jonge dieren. Voor Kai zou dit een rustig seizoen worden. Een beetje rondhangen met vrienden, nieuwe paarden ontmoeten en volop genieten van de zon. Dat laatste stond bovenaan het verlanglijstje van de merrie. Zon. Het enige ding waar ze echt vrolijk van werd. Natuurlijk ook wel van andere dingen, maar vooral van de zon. Kai dacht aan de heerlijke warmte die de zon aan haar schonk. Die gedachte was zo sterk dat ze het zelfs ervoer alsof het echt was. Dat was het helaas niet. Kai zou nog even moeten wachten. Een maand of twee misschien, hopelijk korter. Want, eerlijk gezegd kon ze namelijk niet wachten.
Kai boog haar sierlijke hals en nam een hap gras. Het smaakte dof en oud. Het voorjaarsgras zou nog moeten komen. Dit was nog oud gras van vorig jaar. Het was het hele jaar, tot nu toe, meegaan. Tijd voor een dosis nieuw leven. Kai snakte naar vers, sappig gras. Ze was een kieskeurige eter. Kon ze ook niks aan doen. Ze was gewoon zo. Punt uit.
Een geluid deed haar opschrikken uit haar dromen. Het leek op hoefgetrappel. Een teken dat ze niet alleen was. Kai kreeg een angstig gevoel in haar maag. Ze drukte het weg. Er was geen enkele reden om bang te zijn. De meeste slechte paarden deden mee aan een oorlog, dus die waren niet hier. Alleen de neutrale en goede paarden waren misschien hier. Kai speurde de omgeving op. Toen ze de aanwezigheid van een paard merkte, draaide ze zich om. Het bleek een vriendelijk uitziende merrie te zijn. 'Goeimiddag,' groette Kai warm. Ze keek de merrie glimlachend en afwachtend aan.
[Merle]
Kai boog haar sierlijke hals en nam een hap gras. Het smaakte dof en oud. Het voorjaarsgras zou nog moeten komen. Dit was nog oud gras van vorig jaar. Het was het hele jaar, tot nu toe, meegaan. Tijd voor een dosis nieuw leven. Kai snakte naar vers, sappig gras. Ze was een kieskeurige eter. Kon ze ook niks aan doen. Ze was gewoon zo. Punt uit.
Een geluid deed haar opschrikken uit haar dromen. Het leek op hoefgetrappel. Een teken dat ze niet alleen was. Kai kreeg een angstig gevoel in haar maag. Ze drukte het weg. Er was geen enkele reden om bang te zijn. De meeste slechte paarden deden mee aan een oorlog, dus die waren niet hier. Alleen de neutrale en goede paarden waren misschien hier. Kai speurde de omgeving op. Toen ze de aanwezigheid van een paard merkte, draaide ze zich om. Het bleek een vriendelijk uitziende merrie te zijn. 'Goeimiddag,' groette Kai warm. Ze keek de merrie glimlachend en afwachtend aan.
[Merle]