Zijn voorbenen dansten mee op het ritme van de wind. Zijn slanke oren stonden trots naar voren gericht. Zijn achterbenen vervoerden hem, brachten hem verder. Dieper het nieuwe land in. Zijn neus nam de heerlijke nieuwe geuren in zich op. Hij had een vredig leven gehad maar zijn besluit stond vast. Het was tijd voor iets nieuws, een nieuw avontuur. Eentje waar hij zijn eigen keuzes kon maken. Voor hij vertrokken was geweest had hij moeten luisteren naar de alfa. Moeilijk was het niet bepaald geweest, het was zijn grootvader geweest. De oude hengst leidde al decenia lang de kudde. Codex had veel van hem geleerd. Zijn vader was verbannen uit de kudde door wangedrag dus die had hij amper gekend. Zijn moeder had snel daarna een ander veulen gekregen. Hij had er niet mee in gezeten. Zijn grootvader had hem werkelijk alles geleerd. Hij kende geen wijzer paard als hem. Hij vertelde hem dat enkel bange paarden meteen gingen vechten en lopen schelden. Het ware zwakke dieren die schrik hadden van zichzelf. Codex dacht er elke keer weer aan als hij een zogenaamd slecht paard zag. Hij lachte hen uit in zijn gedachten, zo bleef hij uit de problemen. Hij brieste eens zachtjes, ging over tot een draf. Hij sterkte zijn hals en liet zijn neus net over de bloemen glijden. hij ving de heerlijke geuren op. Voor heel even sloot hij zijn ogen, een paar seconden. Hij opende ze weer en bleef stil staan. Zijn staart hoog in de lucht. Zijn licht arabische hoofd draaide van links naar rechts. Hij rook een ander paard. Zijn oren draaiden even naar achteren. Een automatische reactie van hem op vreemde dingen. Luid snoof hij eens, stelde zich verdedigender op. Toch draaide hij zijn oren met tegenzin weer naar voren. Hij zag een paard dichter komen. Aan haar geur te ruiken was het een merrie. Hij brieste rustig en liet zijn afstandelijke houding varen. Hij had geleerd zich als een gentleman te gedragen en dan zou hij dat ook doen. Hij was keurig opgevoed en wist dat elke merrie respect verdiende. De zon liet zijn leverkleurige vacht glanzen. Een kleine witte aftekening op zijn voorhoofd zat verstopt onder zijn voorpluk. Hij had veel weg van een arabier al was zijn moeder een volbloed berber. Zijn vader was een arabische volbloed hengst geweest. Codex wist amper iets van hem, enkel dat hij op hem leek. Zijn vader was een speciaal dier geweest. Een hengst die echt van zijn moeder hield, die haar had gesmeekt mee te komen. Hij zou voor haar door het vuur zijn gegaan. Enkel had hij de regels niet gerespecteerd. Hoeveel pijn het zijn grootvader ook had gedaan, de wet gelde voor iedereen. Codex wist dat iedereen gelijk was en dat waren ze ook voor hem. Zijn vader zoeken zou hij niet doen. Daar had hij niets aan. De hengst was een complete vreemde voor hem en hij had geen zin in zielige familieherenigingen. Wat zou hij trouwens moeten zeggen tegen dat paard? Heey, ik ben je zoon die je nooit hebt gekend? Ik dacht het dus niet. Zo iemand was hij niet en zou hij ook niet worden. Hij treurde niet om het verleden maar verlangde naar de toekomst. En die toekomst kwam dichter bij. Elke seconde kwam de toekomst dichter en werd het verleden groter. Elke seconde kwam hij dichter bij zijn eigen dood, was hij weer wat meer gestorven. Hij was realistisch en wist goed genoeg dat zo het leven in elkaar zat. Wat ook dichter kwam was de merrie. Hij bekeek haar eens vanuit de verte, ze leek hem wat arabisch te zijn. Erg vond hij het niet, was hij niet eens een soort buitenbeentje.
[&Kai]
[&Kai]