De ochtend was aangebroken. De zon scheen niet meer in haar ogen. Was ze wel de goede kant op gegaan? Het leek een eeuwigheid totdat ze eindelijk de vallei had bereikt. Ze had gehoord van de vallei. Een gebied van goede kuddes. Eens kijken hoe goed die was beschermd. Waarschijnlijk niet. Ze wist dat er meestal wel andere paarden rondspookten, op zoek met een goede reden. Ze wist niet wat ze tegen zou komen. Misschien was het tegemoetkomen niet eens inbegrepen. Ze wilde geen ontmoetingen, het was alleen moeilijker. Het hield haar op. Ze moest verder gaan, verder naar het zuiden om daar te overleven. Maar in de vallei leek het ook wel goed... Nee, ze hoorde hier niet. Ze zou alleen maar paarden in gevaar brengen als ze hier bleef. Ze moest snel zijn. Vroeg of laat zou haar vader Destined erachter komen dat ze niet bezig was met zijn bevelen. Waarom haalde ze het eigenlijk in haar hoofd te ontsnappen? Maar toen luisterde ze eens goed. Geen geluid. Het was compleet stil. Ze voelde de zachtjes golvende wind. Ze zag een prachtige vallei. Ze rook de geur van de zoete voorjaarsbloemen. Ze proefde ze haast. Al haar zintuigen konden nu vrijkomen. Ja, hierom was ze aan het vluchten. Ze wilde haar eigen leven, ze wilde zelf bepalen wat ze deed, en nu kon ze dat, ook al had ze het gevaar het niet lang vol te houden. Nee, ze moest beter zijn dan de andere paarden. Volharden, sneller gaan, sterker zijn. Beter zijn. Net zoals haar vader altijd zei. Anders overleefde ze niet. Zou ze terug moeten aanvallen? Tjonge, alsof dat echt kon. Ze wist dat er rebellen waren in haar vaders gebied, haar vader wist er ook van. Maar hij wilde geen bloed van trouwe paarden verliezen tijdens te speurtocht naar rebellen. Hij zorgde dat ze op heterdaad werden betrapt. Elke dag kwamen ze rapporteren. Hoeveel rebellen. Elke dag hadden ze wel een verdachte. En zij, in de grot, bleef altijd zich afvragen hoe het de rebellen verging. Maar nu was zijzelf een rebel. Wie zou dat hebben gedacht? Haar moeder zeker. ...haar moeder. En haar vader, zeker niet. Als ze op een missie werd gestuurd met MAAR 4 begeleiders, dan was ze wel echt een vertrouweling. Ze was de toekomstige 'dictator'. Maar ze wilde het niet, en ze ontsnapte. Ja, nu had ze wel 5 keer haarzelf uitgelegd waarom ze vluchtte, dat ze vluchtte, en waar ze vluchtte, en waarom ze daarheen vluchtte, hoe ze vluchtte, en nu wist ze het wel van zichzelf. Maar wat nu? Haar toekomst was waarschijnlijk anders. Misschien zou haar vader zich niet om haar bekommeren. Misschien zou hij haar gewoon negeren, en verder gaan met het leven, en in zijn eentje alles regeren. Een pleegveulen nemen die dan de nieuwe dictator was. Een puur Fries veulen uiteraard, haar vader wilde raszuivere paarden, zelfs al was een paard een kruising, werd deze onderverdeeld in generaties van kruising. Net zoals haar grootvader. Ze was nu in de vallei, en ze genoot van de rust. De zachte wind. Nu pas merkte ze haar lange manen. Ze had niet gestopt met vluchten tot nu. Even pauze, en daarmee bedoelde ze een dagje rust. Haar lange manen. Haar vader was er geen fan van. Maar haar moeder had gesmeekt. Zijzelf vond haar manen nogal lang, maar het viel goed. Ook al was het irritant met vechten. Ooit zouden ze misschien van pas komen. Haar manen kwamen tot aan haar bovenbenen. Ze had een vreemd uiterlijk voor een Fries. Vooral omdat de meeste manen niet zo lang werden, en haar blauwe ogen. Was ze wel puur Fries? Was haar vader een pure Fries? Ze twijfelde niet aan haar moeder, maar haar vader... Nee, ze wilde niet denken aan zulke zaken, ze had een dag rust aan haarzelf gegeven, en daar ging ze gebruik van maken door zorgeloos te zijn, en haarzelf te overtuigen dat ze de goede keus had gemaakt om te vluchten. Haar rust werd verstoord, ze merkte een nieuw wezen in haar omgeving op. Ze was er klaar voor.
[[Open, minder mooi dan anders, maar ik moet gaan =P ]]
[[Open, minder mooi dan anders, maar ik moet gaan =P ]]