Met stevige passen liep Paradiso boos mompelend door het moeras. Zijn zwarte vacht glansde van het zweet, dat is ook het enige wat hier glanst dacht Paradiso boos. Zijn manen bleven haken aan de takken van een boom. Paradiso trapte hard tegen de boom aan die toen omviel en zijn manen vlogen los. Boos liep Paradiso verder. Normaal gesproken is Paradiso een mooie dromerige hengst, maar hij heeft weer een van zijn depressie aanvallen. Dan word hij boos, boos van zijn verdriet. Hij doet er altijd alles aan om iedereen gelukkig te maken, maar nooit krijgt hij er iets voor terug. Dat wil die ook niet, maar niemand maakt hem gelukkig. En hoe blijf je gelukkig als je niet eens aan jezelf denkt? Paradiso hoort bij niemand. Zijn ouders zijn op zijn 2 jarige leeftijd weggegaan en hij bleef achter. Paradiso brieste die schop voelde goed. Het begon te regenen, zijn lange manen plakten aan zijn natte lichaam. Het werd heel donker, en opeens was er een klap licht, waarna er een donderslag klonk. Paradiso steigerde hoog en sprong weg voor een omvallende boom, hij moest een grot vinden. Hij zette aan tot een stevige galop. Modder vloog de lucht in en zijn hoeven denderden over de grond. Een grot! Paradiso rende zo hard als hij kon en remde op tijd af zodat hij de grot rustig in kon lopen. Het was lekker warm in de grot, in ieder geval warmer dan buiten. Paradiso keek op het was donker je zag bijna niks in de grot. Paradiso tuurde de donkere grot in. Zag hij dat nou goed? Een schaduw kwam steeds dichterbij. "hallo?"
Vroeg Paradiso richting de schaduw. Hij had een warme stem, maar gebruikte hem nu hard, je weet maar nooit wie daar staat dus kan je je beter niet kwetsbaar opstellen. Hij wachtte op antwoord.
Vroeg Paradiso richting de schaduw. Hij had een warme stem, maar gebruikte hem nu hard, je weet maar nooit wie daar staat dus kan je je beter niet kwetsbaar opstellen. Hij wachtte op antwoord.