Toktok. Toktok. Hoeven tikten op een hard gesteente. Het klonk luider dan eerst want een echo was ook nog eens te horen. Ogen schoten van links naar rechts. Leken te kijken naar bepaalde voorwerpen, maar ze waren blind. Ze zagen alleen de duisternis voor altijd. Meer niet.
Een zwarte merrie verplaatste zich tussen de bomen door. Ze voelde de trillingen van de aarde en met haar gevoelige haren voelde ze steeds waar de boom stond. Links. Rechts. Ze snoof luidop en schudde met haar manen heen en weer. Ze was nu al een tijd in dit gebied en ze kende het helemaal op haar duim. Die ze niet had. Ze draaide haar ene oor opzij terwijl de andere wat naar achteren leunde. Ze snoof de geuren op van het gebied terwijl ze ook goed luisterde. Ze had een groot plan bedacht. Ze had een kudde uitgekozen om te joinen. Ze zou een leider gaan dienen. Ze had goede reukorganen, tastorganen en ze was snel. Behendig. Meer had ze niet te bieden, maar het was heel goed voor een gevecht of een zoektocht. Niemand kende haar. Niemand hérkende haar. Ze was onzichtbaar en blind. Ze leek hulpeloos terwijl ze dat helemaal niet was. Ze kon iemand in één klap op de grond krijgen, als ze echt zin had. Ze kon paarden misleiden en gebruiken. Bliksem sloeg met haar staart heen en weer en schudde de gedachte weer weg. Ze had besloten haar toe te voegen bij de bekende kudde van Fawn, een zwarte merrie. Meer had ze niet horen vallen over de merrie. Meer zou ze niet weten want ze was blind. Bliksem negeerde haar eigen valse gedachte. Het maakte haar niet uit wat ze kon zien en wat niet. Ze had betere reukorganen en kon meer dingen ontwijken en ze kon haar sneller voorbereiden op aanvallen. Handig.
De merrie sloeg met haar hoef op de grond terwijl ze intussen al bij de rivier was aangekomen. Het was tijd voor de roep. Ze snoof zacht en een harde hinnik was te horen over het hele gebied. Een hinnik voor de merrie.
Fawn #
Een zwarte merrie verplaatste zich tussen de bomen door. Ze voelde de trillingen van de aarde en met haar gevoelige haren voelde ze steeds waar de boom stond. Links. Rechts. Ze snoof luidop en schudde met haar manen heen en weer. Ze was nu al een tijd in dit gebied en ze kende het helemaal op haar duim. Die ze niet had. Ze draaide haar ene oor opzij terwijl de andere wat naar achteren leunde. Ze snoof de geuren op van het gebied terwijl ze ook goed luisterde. Ze had een groot plan bedacht. Ze had een kudde uitgekozen om te joinen. Ze zou een leider gaan dienen. Ze had goede reukorganen, tastorganen en ze was snel. Behendig. Meer had ze niet te bieden, maar het was heel goed voor een gevecht of een zoektocht. Niemand kende haar. Niemand hérkende haar. Ze was onzichtbaar en blind. Ze leek hulpeloos terwijl ze dat helemaal niet was. Ze kon iemand in één klap op de grond krijgen, als ze echt zin had. Ze kon paarden misleiden en gebruiken. Bliksem sloeg met haar staart heen en weer en schudde de gedachte weer weg. Ze had besloten haar toe te voegen bij de bekende kudde van Fawn, een zwarte merrie. Meer had ze niet horen vallen over de merrie. Meer zou ze niet weten want ze was blind. Bliksem negeerde haar eigen valse gedachte. Het maakte haar niet uit wat ze kon zien en wat niet. Ze had betere reukorganen en kon meer dingen ontwijken en ze kon haar sneller voorbereiden op aanvallen. Handig.
De merrie sloeg met haar hoef op de grond terwijl ze intussen al bij de rivier was aangekomen. Het was tijd voor de roep. Ze snoof zacht en een harde hinnik was te horen over het hele gebied. Een hinnik voor de merrie.
Fawn #