I can't grant you any wishes, I won't promise you the stars.
Het was een flinke klap in zijn gezicht geweest, maar het was een door hem gemaakt fout. Hij was zijn kudde kwijt geraakt, direct nadat hij DH had verlaten. En het leek hem eerlijk gezegd ook wel logisch. En nu hij terug keek naar die tijd, wist hij dat hij beter zijn best had moeten doen. Fire Flame was ooit zijn eigendom geweest, iets wat hij gewonnen had van Boots. En eerlijk gezegd was hij altijd tevreden geweest met Boots als kuddeleider, maar een kleine gok liet hem een grote verassing leiden. Hoewel Boots nergens meer te bekennen was, gold dit ook voor de kudde. Want waar was Fire Flame? Een enkeling had hem vertelt dat de kudde was ingeruild voor een nieuwe kudde met een nieuwe leidster. En hoewel het hem niet geheel onmogelijk leek, moest hij zich er maar bij neerleggen dat Fire Flame er niet meer voor hem in zat. Het was raar om lid te worden van een kudde waarvan hij de leidster niet eens van kende. Met een zucht liet hij zich op de grond zakken, op een lagere positie kon hij beter nadenken. Even sloot hij zijn ogen, maar een diepe slaap kon hij momenteel niet bereiken.
Een zachte wind gleed door zijn vacht, terwijl de zon scheen als een gloeilamp zonder gloei. Langzaam stond hij weer op, wetend dat nieuwe ideeën er niet aan zouden komen. Hij moest de nieuwe kuddeleidster roepen. Maar was dat wel een goed plan? Hij was altijd awkward geweest met paarden die hij niet kende en zeker als het om zoiets ging. Eén enkele verspreking en ze zal hem aan zien als een dommeling, iemand die niet de juiste slimheid beheerst om in haar kudde rond te mogen dartelen. En misschien was hij ook wel dom, slim was hij eerlijk gezegd ook nooit geweest. Langzaam voorzeerde hij zich in een rustige draf, die hem door de heuvels naar de andere kant leidde. Eenmaal op een van de hoogste heuvels aangekomen liet hij zich in een langzame stap glijden, die hem uiteindelijk tot stilstand bracht. Hier zou het gebeuren, hier zou hij een hinnik moeten los laten zodat zijn toekomst misschien nog iets goed uitviel. Een zachte hinnik verliet zijn keel. Hij leek wel een onzeker veulen. Overnieuw. Nogmaals was een hinnik te horen, dit keer luid en meer zelfverzekerd.
Na enkele minuten sloot hij zijn ogen weer, hopend dat de merrie op zou komen dagen. Misschien had ze helemaal geen zin in een paard als hij. Misschien was het wel een kudde voor allerlei Arabieren paardjes en kwam hij daar mooi als een lompe fries binnen gewandeld. Maar hij gaf de moed nog niet op. Even liet hij zijn ogen door het gebied geleiden, afwachtend op een lichaam van een ander paard. Bij zijn vraag naar Boots was het anders gelopen, maar hij was ook onzeker geweest. Elk paard was anders en daar wist hij maar al te veel van. Liever had hij dit hele ‘’hoe-word-ik-lid-van-de-coole-paarden-club’’ gedoe niet, maar het was nou eenmaal zo. Hij had het zelf ook een enkele keer moeten beantwoorden, iets dat hij nog wist als de dag van gisteren. Vagrusa heette de merrie en het gesprek tussen hun beide was alles dan soepel. Ook al kende hij de merrie toen al wel, moest hij toch de standaard vraag stellen, naja een van de. Wat nou als zij ook de zelfde vraag stelde als hij toen der tijd gesteld had? Stel, het bos staat in brand, wie waarschuw je eerst, de leider of de leden? Een grinnik gleed langs ze lippen. Hij zou het wel horen wat de merrie te vertellen had. Had hij nog vragen? Nee. Had de merrie vragen gehad? Ja. Een frons verscheen op zijn voorhoofd, het teken van een diepe concentratie, iets wat je niet vaak bij hem zag. Ja, ze vroeg iets over rangen. Hoe kwam ze hoger. Even gleden zijn ogen nogmaals door het gebied heen en kwam weer op de grond voor zijn voeten te recht. Zou hij een hogere rang willen? Misschien. Misschien als de merrie het aanbood, of later, als hij er mee behoefte aan had. Maar nu had hij weinig behoefte naar een hogere status. Eerst moest hij maar eens zijn weg binnen de kudde vinden en misschien duurde die weg langer dan hij had gedacht. En al was altijd nog een optie: afwijzing. Maar waarom zou ze hem afwijzen? Langzaam schudde hij zijn hoofd. Nee. Hopelijk was dit niet een van zijn ongeluksdagen. Langzaam verscheen er weer een glimlach op zijn lippen. Hij herinnerde de naam van de merrie. Nanami.
Het was een flinke klap in zijn gezicht geweest, maar het was een door hem gemaakt fout. Hij was zijn kudde kwijt geraakt, direct nadat hij DH had verlaten. En het leek hem eerlijk gezegd ook wel logisch. En nu hij terug keek naar die tijd, wist hij dat hij beter zijn best had moeten doen. Fire Flame was ooit zijn eigendom geweest, iets wat hij gewonnen had van Boots. En eerlijk gezegd was hij altijd tevreden geweest met Boots als kuddeleider, maar een kleine gok liet hem een grote verassing leiden. Hoewel Boots nergens meer te bekennen was, gold dit ook voor de kudde. Want waar was Fire Flame? Een enkeling had hem vertelt dat de kudde was ingeruild voor een nieuwe kudde met een nieuwe leidster. En hoewel het hem niet geheel onmogelijk leek, moest hij zich er maar bij neerleggen dat Fire Flame er niet meer voor hem in zat. Het was raar om lid te worden van een kudde waarvan hij de leidster niet eens van kende. Met een zucht liet hij zich op de grond zakken, op een lagere positie kon hij beter nadenken. Even sloot hij zijn ogen, maar een diepe slaap kon hij momenteel niet bereiken.
Een zachte wind gleed door zijn vacht, terwijl de zon scheen als een gloeilamp zonder gloei. Langzaam stond hij weer op, wetend dat nieuwe ideeën er niet aan zouden komen. Hij moest de nieuwe kuddeleidster roepen. Maar was dat wel een goed plan? Hij was altijd awkward geweest met paarden die hij niet kende en zeker als het om zoiets ging. Eén enkele verspreking en ze zal hem aan zien als een dommeling, iemand die niet de juiste slimheid beheerst om in haar kudde rond te mogen dartelen. En misschien was hij ook wel dom, slim was hij eerlijk gezegd ook nooit geweest. Langzaam voorzeerde hij zich in een rustige draf, die hem door de heuvels naar de andere kant leidde. Eenmaal op een van de hoogste heuvels aangekomen liet hij zich in een langzame stap glijden, die hem uiteindelijk tot stilstand bracht. Hier zou het gebeuren, hier zou hij een hinnik moeten los laten zodat zijn toekomst misschien nog iets goed uitviel. Een zachte hinnik verliet zijn keel. Hij leek wel een onzeker veulen. Overnieuw. Nogmaals was een hinnik te horen, dit keer luid en meer zelfverzekerd.
Na enkele minuten sloot hij zijn ogen weer, hopend dat de merrie op zou komen dagen. Misschien had ze helemaal geen zin in een paard als hij. Misschien was het wel een kudde voor allerlei Arabieren paardjes en kwam hij daar mooi als een lompe fries binnen gewandeld. Maar hij gaf de moed nog niet op. Even liet hij zijn ogen door het gebied geleiden, afwachtend op een lichaam van een ander paard. Bij zijn vraag naar Boots was het anders gelopen, maar hij was ook onzeker geweest. Elk paard was anders en daar wist hij maar al te veel van. Liever had hij dit hele ‘’hoe-word-ik-lid-van-de-coole-paarden-club’’ gedoe niet, maar het was nou eenmaal zo. Hij had het zelf ook een enkele keer moeten beantwoorden, iets dat hij nog wist als de dag van gisteren. Vagrusa heette de merrie en het gesprek tussen hun beide was alles dan soepel. Ook al kende hij de merrie toen al wel, moest hij toch de standaard vraag stellen, naja een van de. Wat nou als zij ook de zelfde vraag stelde als hij toen der tijd gesteld had? Stel, het bos staat in brand, wie waarschuw je eerst, de leider of de leden? Een grinnik gleed langs ze lippen. Hij zou het wel horen wat de merrie te vertellen had. Had hij nog vragen? Nee. Had de merrie vragen gehad? Ja. Een frons verscheen op zijn voorhoofd, het teken van een diepe concentratie, iets wat je niet vaak bij hem zag. Ja, ze vroeg iets over rangen. Hoe kwam ze hoger. Even gleden zijn ogen nogmaals door het gebied heen en kwam weer op de grond voor zijn voeten te recht. Zou hij een hogere rang willen? Misschien. Misschien als de merrie het aanbood, of later, als hij er mee behoefte aan had. Maar nu had hij weinig behoefte naar een hogere status. Eerst moest hij maar eens zijn weg binnen de kudde vinden en misschien duurde die weg langer dan hij had gedacht. En al was altijd nog een optie: afwijzing. Maar waarom zou ze hem afwijzen? Langzaam schudde hij zijn hoofd. Nee. Hopelijk was dit niet een van zijn ongeluksdagen. Langzaam verscheen er weer een glimlach op zijn lippen. Hij herinnerde de naam van de merrie. Nanami.