Gras werd vermorzeld onder gidzwarte hoeven. Bij elke pas werden er plukken omgeploegd. Het was akelig stil rond het paard heen. De bruine merrie leek een soort koepel om haar heen te hebben waar geen leven in kon zijn. Geen enkel wezen waagde zich in de buurt van dit wezen. De merrie stond vol littekens en had een geur bij zich die leek op dat van de duivel. Ze was een redelijk groot paard waar je spontaan schrik van kon krijgen. Zo hoorde het ook volgens haar. Ze was een duivelsdochter. Een merrie die harteloos moordde. Haar verleden was niet mals, talloze moorden had ze op haar naam staan. Moest je iemand uit de weg geruimd hebben kon je haar het beste roepen. Binnen een mum van tijd was het zielige mormel dan uit de weg geruimd. Voor zulke diensten konden zelfs goedzakken bij haar aan komen, maar er stond altijd iets tegenover. Ze zou er zelfs haar eigen soort voor verraden. Het enige wat ze nooit zou doen was haar vader vermoorden. Die had haar het leven geschonken naast haar moeder en alleen voor hem had ze respect. Ze zag hem dan wel niet meer veel maar de band was er nog steeds. Geen band zoals goedzakjes die hadden maar een band waarbij je vocht, trainde en sprak over moordplannen. Het klonk ziekelijk voor sommige paarden maar voor Panarea was het normaal. Zo was ze opgegroeid. Al van veulen af aan werd ze opgeleerd tot een moordmachine. Ze vond het doodnormaal en wist niet beter. Toch leefde ze voor de smaak van bloed en snakte ze ernaar als een vampier. Weinig paarden zouden haar begrijpen maar iedereen wist wat voor paard ze was. Haar houding zei al genoeg. Haar dikke, volle, zwarte staart droeg ze trots in de hoogte. Haar bruine gespierde hals werd trots gebogen. Haar lange donkere oren waren tegen haar schedel aan gedrukt. Haar gidzwarte ogen weerspiegelden het duivelse gedans van haar ziel. Haar lichaam was als een soort wall of fame door de littekens die erop te zien waren. In de voorbije 2 jaar dat ze uit DH was geweest had ze veel gemoord en dat merkte je wel. Ze leek meer en meer op de grotere versie van haar moeder. Maar Panarea had nu al meer meegemaakt als haar moeder. Ze had aan meer oorlogen deel genomen, meer hengsten verleid en daarna vermoord, meer kuddes uitgeroeid en vooral meer vermoord. Kharrea was een merrie geweest die niet zozeer moordde maar wel vocht. Panarea was van een heel ander kaliber. Ze vocht om te moorden, niet om het dier er vandoor te laten gaan. Een valse lach stootte ze uit om haar eigen gedachten. Haar moeder leek waardeloos tegenover haar. Toch wist ze dat het overduidelijk was dat ze familie waren. Iedereen aanzag haar als Kharrea. Ofwel zag haar moeder er erg jong uit ofwel Panarea enorm oud.
Ze werd uit haar gedachten gesleurd door het plotse geluid van een raaf. Panarea gromde iets binnenmonds. Ze zag het dier in een boom zitten en snoof luid. Haar gidzwarte ogen keken het dier strak aan. Het leek geen angst te hebben en bleef gewoon zitten. Dacht het nu echt dat het Panarea de baas kon? De merrie gooide haar voorhand tegen de boom aan en haar hoeven lieten het hout lichtjes kraken. De vogel vloog luid krijsend omhoog en verdween in de verte. De merrie snoof luid en liet haar hoeven weer zakken. Ze schuurde met haar vacht langs de boom af en liet de vreselijke geur van de dood achter. Om de zoveel meter schuurde ze tegen een van die walgelijke wilgenbomen aan. Wat maakte het haar uit wat voor gebied ze inpalmde. zolang geen enkel ander wezen het maar betrad of dat ging eraan. Panarea was nogal op haar privé gesteld en zeker als ze op 'vakantie' was. De geur van andere paarden werd zwakker met de tijd dat ze in haar gebied rond doolde. Er was genoeg voedsel en water. Waarom zou ze dan haar domein verlaten. Elk dier dat er in kwam werd verjaagd ofwel vermoord. Panarea leefde net zoals haar vader, op haar eentje. Ze had een gebied waar niemand anders binnendrong enkel zijzelf. Het was heerlijk om de stilte van het niets te horen. Enkel als het onweerde hoorde je de duivels krijsen. de sterke zielen werden naar de hel gezogen om langs de duivel te heersen. Dat was immers het verhaal wat zij had gehoord van haar broer en vader. Ze wist ook dat het onweerde meteen na de dood van haar moeder. Panarea zuchtte eens. Ooit zou ze haar moeder weerzien en kon ze haar alle vragen stellen die in haar hoofd rondspookten. Haar moeder had immers haar leven gegeven voor een monster, een moordenaar. Panarea was de egoïstisch om haar leven op te geven voor haar nakomelingen. Ze was nog jong en dacht er niet eens aan om een veulen groot te brengen. Een klein mormel dat je moest opleren kostte veel tijd en ze was nog niet van plan haar moordleven op te geven voor dat van een veulen. Ze snoof en keek om. Ze hoorde nog steeds geluid in haar gebied. Een ijskoud geluid kwam vanuit haar keel. Een waarschuwing. wie o wie waagde zich in het hol van de duivel? wie o wie zou er problemen krijgen? Panarea stond klaar voor de strijd.
Ze werd uit haar gedachten gesleurd door het plotse geluid van een raaf. Panarea gromde iets binnenmonds. Ze zag het dier in een boom zitten en snoof luid. Haar gidzwarte ogen keken het dier strak aan. Het leek geen angst te hebben en bleef gewoon zitten. Dacht het nu echt dat het Panarea de baas kon? De merrie gooide haar voorhand tegen de boom aan en haar hoeven lieten het hout lichtjes kraken. De vogel vloog luid krijsend omhoog en verdween in de verte. De merrie snoof luid en liet haar hoeven weer zakken. Ze schuurde met haar vacht langs de boom af en liet de vreselijke geur van de dood achter. Om de zoveel meter schuurde ze tegen een van die walgelijke wilgenbomen aan. Wat maakte het haar uit wat voor gebied ze inpalmde. zolang geen enkel ander wezen het maar betrad of dat ging eraan. Panarea was nogal op haar privé gesteld en zeker als ze op 'vakantie' was. De geur van andere paarden werd zwakker met de tijd dat ze in haar gebied rond doolde. Er was genoeg voedsel en water. Waarom zou ze dan haar domein verlaten. Elk dier dat er in kwam werd verjaagd ofwel vermoord. Panarea leefde net zoals haar vader, op haar eentje. Ze had een gebied waar niemand anders binnendrong enkel zijzelf. Het was heerlijk om de stilte van het niets te horen. Enkel als het onweerde hoorde je de duivels krijsen. de sterke zielen werden naar de hel gezogen om langs de duivel te heersen. Dat was immers het verhaal wat zij had gehoord van haar broer en vader. Ze wist ook dat het onweerde meteen na de dood van haar moeder. Panarea zuchtte eens. Ooit zou ze haar moeder weerzien en kon ze haar alle vragen stellen die in haar hoofd rondspookten. Haar moeder had immers haar leven gegeven voor een monster, een moordenaar. Panarea was de egoïstisch om haar leven op te geven voor haar nakomelingen. Ze was nog jong en dacht er niet eens aan om een veulen groot te brengen. Een klein mormel dat je moest opleren kostte veel tijd en ze was nog niet van plan haar moordleven op te geven voor dat van een veulen. Ze snoof en keek om. Ze hoorde nog steeds geluid in haar gebied. Een ijskoud geluid kwam vanuit haar keel. Een waarschuwing. wie o wie waagde zich in het hol van de duivel? wie o wie zou er problemen krijgen? Panarea stond klaar voor de strijd.