Zwarte hoeven kwamen met een grote klap op de grond tot stilstand. De zachte ondergrond liet de hoeven langzaam naar beneden glijden tussen het natte modder en de groene gras plakaten. De hengst snoof, liet de geur diep zijn neus inraken. Hij spitste zijn oren, onderzocht de omgeving. Niets. De spanning gleed van zijn lichaam af toen hij nogmaals hard snoof. Hij werd dus niet meer gevolgd, maar nog steets was hij bang. Wie was hem gevolgd? Wat was het? Schuddend met zijn hoofd om het laaste beetje spanning zijn hoofd te laten verlaten, zet hij weer een stap richting het water. Hij liet zijn mond het water inglijden, deed het open en nam een paar flinke slokken. De nare smaak die in zijn mond hing, bleef nog steets op zijn plek en hoewel hij geen dorst had, nam hij nog een paar slokken. Met een klotsende maag liep hij weg van de rivier. Even stond hij weer stil toen een bekende geur zijn neus in vloog. Er was hier een paard, een paard dat hij kende. Langzaam sloot hij zijn ogen, probeerde diep na te denken. Maar de geur was veranderd, iets aan de geur liet hem denken aan zijn thuis. Zijn familie. Maar de geur was ook anders, het was zijn geur, gemixt met merrieheid en de geur van een hengst. Hij opende zijn ogen weer, verwachtte dat er inmiddels een paard was verschenen, maar er wat niets, geen paard, geen veulen, niets. Hij begon te twijfelen aan zich zelf, werd hij gek? Hij schudde zijn hoofd om de geur uit zijn neus te krijgen en liep weer verder.
[&Kyara.] [Sorry voor kortheid!]
[&Kyara.] [Sorry voor kortheid!]