&& Ravena
Noefke staarde met haar felblauwe oogjes naar de lucht ,die langzaam roze/rood kleurde bij de dage raad. Haar lange manen streken zachtjes over haar schouders. Ze stond tot haar knieën in de bloemen n brieste. Ze hield van de geur van bloemen, eigenlijk van alle bloemen. Behalve dan van fluitenkruid. Noefke wist zeker dat fluitenkruid één of andere giftige stof bevatte waardoor je gek werd! Fluitenkruid was slecht, vond ze. Ze had geen hekel aan bloemen, oh nee zeer zeker niet. Maar fluitenkruid… nee dat was niet haar favoriet. Het tegendeel eigenlijk. Maar genoeg over haar aartsvijand fluitenkruid. Alhoewel.. nee nu houden we erover op!
Noefke staarde weer eventjes naar de net ondergaande zon en keek naar het gras dat haar dingen leek in te fluisteren. Ze wandelde eventjes verder. Af en toe plukte ze wat gras uit de grond. Ze maakte af en toe een gestoord hoge bok en hinnikte soms. Briesend draafde ze aan en ging ze naar één of andere rare grote bloem die haar vaag bekend voor kwam. Hij was blauw en stond hoog op zijn steel. Plots wist ze waar ze hem van kende. Toen ze nog op de stoeterij stond, stonden die bloemetjes altijd op de dekjes en langs de hekjes van de wei. Het blauw stak fel af tegen de witte hekjes en de pikzwarte dekjes. Noefke herinnerde zich nog elke geur van de stoeterij, ieder paard, elk veulen en alle mensen. Ze had een fijne tijd gehad op de stoeterij. Ze was bang dat de mensen haar ooit terug zouden komen halen. Maar daar probeerde ze maar niet aan te denken. De mensen waren namelijk niet altijd even vriendelijk. En ze had in het wild de beste tijden van haar hele jonge leventje gehad!
Plots nam ze de vormen van een komend paard waar. Ze drentelde er op af en wachtte vrolijk op het nieuwe bezoek. Ze draaide haar oortjes naar voren en keek vrolijk naar het nieuwe bezoek. Ze schudde met haar hoofd en schudde de manen uit haar zicht. Ze drentelde nog eventjes heen en weer en wachtte af
Noefke staarde met haar felblauwe oogjes naar de lucht ,die langzaam roze/rood kleurde bij de dage raad. Haar lange manen streken zachtjes over haar schouders. Ze stond tot haar knieën in de bloemen n brieste. Ze hield van de geur van bloemen, eigenlijk van alle bloemen. Behalve dan van fluitenkruid. Noefke wist zeker dat fluitenkruid één of andere giftige stof bevatte waardoor je gek werd! Fluitenkruid was slecht, vond ze. Ze had geen hekel aan bloemen, oh nee zeer zeker niet. Maar fluitenkruid… nee dat was niet haar favoriet. Het tegendeel eigenlijk. Maar genoeg over haar aartsvijand fluitenkruid. Alhoewel.. nee nu houden we erover op!
Noefke staarde weer eventjes naar de net ondergaande zon en keek naar het gras dat haar dingen leek in te fluisteren. Ze wandelde eventjes verder. Af en toe plukte ze wat gras uit de grond. Ze maakte af en toe een gestoord hoge bok en hinnikte soms. Briesend draafde ze aan en ging ze naar één of andere rare grote bloem die haar vaag bekend voor kwam. Hij was blauw en stond hoog op zijn steel. Plots wist ze waar ze hem van kende. Toen ze nog op de stoeterij stond, stonden die bloemetjes altijd op de dekjes en langs de hekjes van de wei. Het blauw stak fel af tegen de witte hekjes en de pikzwarte dekjes. Noefke herinnerde zich nog elke geur van de stoeterij, ieder paard, elk veulen en alle mensen. Ze had een fijne tijd gehad op de stoeterij. Ze was bang dat de mensen haar ooit terug zouden komen halen. Maar daar probeerde ze maar niet aan te denken. De mensen waren namelijk niet altijd even vriendelijk. En ze had in het wild de beste tijden van haar hele jonge leventje gehad!
Plots nam ze de vormen van een komend paard waar. Ze drentelde er op af en wachtte vrolijk op het nieuwe bezoek. Ze draaide haar oortjes naar voren en keek vrolijk naar het nieuwe bezoek. Ze schudde met haar hoofd en schudde de manen uit haar zicht. Ze drentelde nog eventjes heen en weer en wachtte af